Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w63 1/8 blz. 473-476
  • „In lieflijke plaatsen” met Jehovah’s organisatie

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „In lieflijke plaatsen” met Jehovah’s organisatie
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HET DOEK GAAT OP
  • ZEGENINGEN VAN DE BETHELDIENST
  • Is dit misschien de beste carrière voor jou?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2001
  • Kun jij je beschikbaar stellen?
    Onze Koninkrijksdienst 2001
  • Hoe gebruik jij jouw leven?
    Koninkrijksdienst 1974
  • Met waardering het „Huis van God” bezien
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
w63 1/8 blz. 473-476

„In lieflijke plaatsen” met Jehovah’s organisatie

Zoals verteld door E. Chitty

HOE kan iemand zich een juiste kijk op belangrijke vraagstukken en problemen eigen maken, zodat hij juiste beslissingen kan nemen? Ik heb gemerkt dat dit mogelijk is door acht te slaan op het gepubliceerde woord van Jehovah’s organisatie dat iemand in harmonie met de Schrift leidt. Ik kan werkelijk zeggen dat dit steeds het meest praktische middel is gebleken om te voorkomen dat het doek ooit in zware plooien over mij heen zou vallen, en het heeft mij geholpen om als maar hoger te stijgen naar nieuwe, schitterende vergezichten van Koninkrijkswaarheden en Koninkrijksdienst.

HET DOEK GAAT OP

In 1912 begon mijn moeder zich voor Gods waarheid te interesseren en ik herinner mij dat zij ook mij belangstelling voor geestelijke dingen trachtte bij te brengen. Op veertienjarige leeftijd kon de waarheid mij echter niet bekoren, ofschoon ik wel besefte dat zij nu iets bezat wat alles voor haar betekende. Twee jaar later begon de eerste Wereldoorlog, en het duurde niet lang of ook de Engelse jongemannen moesten het leven ernstig gaan nemen. Met een oudere broer en een vriend bezocht ik enkele lezingen van de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s getuigen toen werden genoemd. Wij allen aanvaardden de uitleg van de fundamentele bijbelse waarheden die toen onderwezen werden. Wat mijn eigen kijk op de dingen betreft, men zou kunnen zeggen dat het doek begon op te gaan.

Natuurlijk deed zich de vraag van de opdracht voor. Ik wist dat het betekende dat ik mijn hele leven aan God zou moeten geven om zijn wil te doen, en dat het een voorrecht was en bovendien een noodzakelijke stap. Ik besefte echter eveneens dat wanneer ik deze stap gedaan zou hebben, deze nooit herroepen zou kunnen worden. Wat hielp mij en spoorde mij ertoe aan een beslissing te nemen?

Het was de organisatie, Jehovah’s organisatie, die in de benodigde hulp voorzag. Ik werkte toen bij een grote verzekeringsmaatschappij en ging dagelijks met de ondergrondse naar kantoor. Daar ik jong was en goed van gezicht, las ik veel tijdens het reizen. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat ik op een ochtend in Deel III van Studies in the Scriptures over de dringende noodzaak van de gewenste stap las. Ik zou nóg de bladzijde op kunnen slaan, ja, daar staat het op pagina 225: „Indien iemand pas kort geleden onze Heer heeft leren kennen en is gaan liefhebben, en hij hem en zijn waarheid wil dienen, laat hij dan niet ontmoedigd zijn. . . . Als u de ’deur’ tot offer en dienst voor u open ziet staan, treed dan binnen. Maar doe het vlug.”

Dat gaf de doorslag. Dit was het beslissende ogenblik. Zonder overdrijving kan ik zeggen, dat dit voor mij betekende dat het doek voor een nieuw leven opging. Het was een ogenblik van verheven geluk, en ik was Jehovah uitermate dankbaar dat hij mij door middel van de publikaties van de Watch Tower Society juist de nodige aanmoedigende woorden had laten horen. Ik leg hierop in mijn levensgeschiedenis de nadruk, omdat ik dit zo bijzonder belangrijk vind. Niet alleen in mijn eigen leven, maar ook in dat van vele anderen die ik persoonlijk ken, constateer ik dat ten aanzien van het volgen van een bepaalde handelwijze het acht slaan op de stem van Jehovah’s organisatie vaak van beslissende betekenis is geweest. Het is de vuurproef geweest. De stem van Gods organisatie die men thans hoort, kan evenzo een toetssteen vormen en uiteenzetten hoe Jehovah gediend moet worden, doordat er uitvoerig in leiding, aanmoedigingen en waarschuwingen wordt voorzien. Dit kan er een diepgaand onderzoek naar betekenen of en in hoeverre men zichzelf op de eerste plaats laat komen.

Het was de stem van de organisatie die mij ertoe bracht de volgende grote stap in mijn leven te zetten. Tijdens een bepaalde vergadering in de gemeente werden wij aangemoedigd om meer in Jehovah’s dienst te doen en, indien wij er belang in stelden, om inlichtingen te vragen. Ik nam hiertoe het besluit, met als gevolg dat ik werd uitgenodigd om op Bethel, het bijkantoor van de Watch Tower Society in Londen, te komen werken. In dat jaar, 1921, aanvaardde ik de uitnodiging verheugd en kreeg ik werk op het kantoor.

ZEGENINGEN VAN DE BETHELDIENST

Denk niet dat het Bethelleven saai is. Er bestaat een bepaalde regelmaat, een schema voor het werk en de maaltijden, waaraan men zich nauwgezetter houdt en dat sterker aan bepaalde tijden is gebonden dan in de meeste huizen gebruikelijk is. Hieraan raakt men echter al gauw gewend en ik heb gemerkt dat het met het oog op de gezondheid en de werkprestatie vele voordelen afwerpt. Wanneer men Jehovah op Bethel dient, dient men, vanwege de veelvuldige zegeningen, met zijn organisatie „in lieflijke plaatsen”. — Ps. 16:6, OB.

Eén groot voordeel dat het Bethelleven biedt, is het onderwijs en de opleiding die men er krijgt. Het is altijd al zo geweest dat men op Bethel rechtstreekser en vaker de opbouwende raad en het goede voorbeeld krijgt die bij het voorbereiden op de dienst in al haar aspecten zo’n grote hulp zijn. Zoals ook met vele andere leden van de Bethelfamilie het geval is, heeft dit voor mij de weg geopend om in weekends verschillende gemeenten te bezoeken en te dienen, terwijl ik hierdoor tevens talloze kleine en grote congressen, met inbegrip van de drie grote internationale bijeenkomsten in 1950, 1953 en 1958 in New York heb kunnen bezoeken.

Een ander voordeel van de Betheldienst is de zegen en de vreugde van het bezoeken van verschillende gemeenten. Meestal betekent dit dat men bij de broeders thuis verblijft, van hun gastvrijheid en prettige omgang geniet, hen werkelijk leert kennen en blijvende vrienden maakt. Het is precies zoals Jezus zei: „Een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of kinderen of akkers [de goede dingen van het normale gezinsleven] heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven.” — Matth. 19:29.

Voorts is men ook op Bethel zelf in de gelegenheid ware vriendschappen te sluiten. Misschien hebben sommige personen, net als ik, dat wat als de gewone Engelse gereserveerdheid wordt beschouwd en leert men hen niet gemakkelijk kennen, maar ik kan stellig verklaren dat door een verblijf in het huis van de broeders, of onder een organisatorische regeling als in een Bethelhuis, díe onderlinge betrekkingen mogelijk worden gemaakt welke, nog afgezien van het feit dat ze aangenaam zijn, een bron van kracht kunnen blijken te zijn en iemand kunnen helpen in moeilijke perioden evenwichtig te blijven.

Dan is er nog de kijk op de verschillende dingen. Ik herinner mij nog heel goed welke opvattingen ik in de vroege jaren voordat ik op Bethel kwam, over het algemeen had, en met mij vele anderen, neem ik aan. Betheldienst betekende een ruimer en voller leven, en ik leerde hoe er tevreden en gelukkig mee te zijn veel in de volle-tijd-dienst te doen te hebben. Wij wisten dat wij ’de Koning en het Koninkrijk moesten verkondigen’, maar wij hadden toen nog geen besef van het geweldige onderwijzingswerk en de inzameling van een „grote schare” „andere schapen” vóór Armageddon; neen, wij wisten toen zelfs nog niet eens uit wie een dergelijke groep zou bestaan. Langzamerhand ging het doek evenwel omhoog en werd een zich voortdurend verruimende horizon zichtbaar. Hoe werd dit tot stand gebracht?

Indien ik terugkijk, kan ik zien dat dit elke keer door middel van de organisatie, door bemiddeling van de georganiseerde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse die over alle bezittingen van de Heer is aangesteld, gebeurde (Matth. 24:45-47, NW). Ik heb altijd naar de congressen uitgezien, want onveranderlijk was dat het ogenblik waarop er meer licht werd verschaft of er een begin werd gemaakt met een nieuw onderdeel van de Koninkrijksdienst — steeds op de Schrift gebaseerd.

Speciaal in de donkere jaren van de tweede Wereldoorlog betekende de stem van de organisatie heel wat voor mij. Menselijk gesproken was het een gruwelijke ervaring om in die tijd in Londen te wonen. Wij wisten niet hoe lang de oorlog zou duren en waar deze op zou uitlopen. Ik weet nog hoe toentertijd, in die periode van groeiende onzekerheid vóór het uitbreken van de oorlog, terwijl je vaak Hitlers schreeuwende stem over de radio kon horen, onze houding bij het van-deur-tot-deur-werk tegenover de mensen was; zo zeiden wij bijvoorbeeld dat dit waarschijnlijk wel de laatste keer zou zijn dat wij door het gebied kwamen en dat zij nú moesten beslissen wat zij wilden zijn, „schapen” of „bokken”.

Ja, menselijkerwijs gesproken vond ik de vooruitzichten somber en onzeker. Zou dit alles in Armageddon eindigen? Toen kwam er, terwijl de oorlog nog voortduurde, bericht dat het Genootschap van plan was op het terrein van de „Koninkrijksboerderij” in de staat New York een school op te richten om zendelingen voor dienst in andere landen op te leiden. Dat sprak boekdelen voor mij. Het was de stem van hoop en belofte van Jehovah’s organisatie, die te kennen gaf wat er voor ons lag. Hiermee werd plotseling het doek weer een stuk opgehaald.

Figuurlijk en geestelijk is dus het doek opgegaan, en ben ik in staat geweest om in het herstelde geestelijke paradijs te delen dat in Jesaja 55:12 werd voorzegd: „In vreugde zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen des velds zullen in de handen klappen.” Wat een aangename positie om in te verkeren!

Dit geestelijke paradijs heeft zich op tastbare wijze geopenbaard. Indien iemand mij in het begin van de twintiger jaren zou hebben verteld dat ik over veertig jaar in een schitterend en ruim nieuw Bethelhuis zou wonen, zou ik net zo hebben gelachen als Abraham en Sara toen zij iets hoorden wat hun onmogelijk leek (Gen. 17:17; 18:12). Ik werk nog steeds op het bureau, en wat voor bureau! Wij hebben een groot kantoor met brede ramen aan één kant waardoor wij een prachtig uitzicht hebben op de bomen en de lucht, terwijl dichtbij het raam een grote oude ceder staat. Wat een lieflijke plaats om er te werken! Zo zei onze zonedienaar, broeder Hoffmann, onlangs nog tegen mij: „Het is alsof je hier in een hersteld paradijs leeft.”

Bovendien heb ik de afgelopen dertig jaar steeds dezelfde vriend en kamergenoot gehad, broeder E. Clay, wiens levensgeschiedenis u misschien al hebt gelezen; nu delen wij echter een prachtige kamer met een fraai uitzicht op het zuiden, en met een extra raam dat uitziet op glooiende velden, bomen en de ondergaande zon in al haar glorie.

Doordat ik acht heb geslagen op de stem van Gods organisatie, kan ik, evenals duizenden van mijn christelijke broeders, met de woorden van de psalmist David zeggen, dat ’de meetsnoeren mij in lieflijke plaatsen zijn gevallen’. — Ps. 16:6, OB.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen