Hebt liefde onder elkaar
1 De meesten van ons zijn goed op de hoogte met Jezus’ woorden: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” Velen onder ons hebben zich trouwens tot de waarheid aangetrokken gevoeld vanwege de liefde die ons werd betoond en ook omdat wij liefde onder Jehovah’s volk zagen. — Joh. 13:35.
2 Als opgedragen christenen hebben wij vele verantwoordelijkheden. Wij moeten er onder andere voor zorgen dat wijzelf en ons gezin geestelijk goed gevoed zijn en volledig aan het predikingswerk deelnemen. Op ons rust echter ook de verantwoordelijkheid onze broeders en zusters overeenkomstig hun behoeften te helpen. — Gal. 6:10.
JEHOVAH’S ZIENSWIJZE
3 Je zult je Jezus’ gelijkenis herinneren van de man die honderd schapen bezat maar er één kwijtraakte, ernaar zocht tot hij het gevonden had en toen geweldig blij was dat het ene verloren schaap gevonden was. Jezus zei dat er zelfs grotere vreugde in de hemel was over de ene persoon die was afgedwaald en geholpen werd terug te keren, dan over de 99 die geen berouw nodig hadden. Deze illustratie helpt ons te beseffen hoe Jehovah dingen beziet en wat een zorg hij heeft voor degenen die wellicht zijn afgedwaald. — Luk. 15:3-7.
4 Zijn er in jullie gemeente enkelen die eens actief aan de prediking van het goede nieuws hebben deelgenomen maar hiermee opgehouden zijn? Volgens de berichten zijn er het afgelopen jaar in elke gemeente gemiddeld genomen drie of vier inactief geworden. Er waren ook enkelen die geholpen werden hun vergaderingbezoek te hervatten en opnieuw aan de openbare prediking deel te nemen. Ken jij enkelen die nog steeds hulp nodig hebben?
WAT KAN ER WORDEN GEDAAN?
5 Indien iemand uit je eigen gezin of uit je eigen kennissenkring hulp en aanmoediging nodig heeft, kun je wellicht hulp bieden. Het is altijd gepast om elkaar ertoe aan te moedigen geregeld te studeren, vergaderingen te bezoeken en aan de velddienst deel te nemen. Misschien is een vriendelijk woord of een uitnodiging om samen naar de vergaderingen te gaan of een aanbod van jouw zijde om hem of haar bij de velddienst te helpen, reeds voldoende. Is het misschien noodzakelijk de betreffende persoon eraan te herinneren dat wij onze persoonlijke verantwoordelijkheid om overeenkomstig onze opdracht te leven, nooit mogen vergeten? Af en toe kom je wellicht personen in jullie gebied tegen die ooit met de gemeente verbonden zijn geweest en die de zorg die wij voor hen hebben, op prijs stellen. Indien dit het geval is, licht een van de ouderlingen daar dan onverwijld over in zodat er hulp kan worden geboden.
6 De ouderlingen hebben de verantwoordelijkheid om de kudde te weiden, terwijl zij dit doen uit liefde voor hun broeders en zusters. Hun bijzondere bezorgdheid gaat uit naar degenen die inactief zijn geworden. De sterken onder ons dienen liefdevolle hulp te bieden aan hen die hun besluit om overeenkomstig hun aan God gedane opdracht te leven, moeten versterken. Velen zullen gunstig op deze liefdevolle zorg reageren. — Joh. 21:15-17; Rom. 13:8; 15:1, 2.
7 De secretaris en de dienstopziener zijn erin geïnteresseerd alles in het werk te stellen om regelingen te treffen voor het verlenen van hulp aan inactieven. Zij kunnen er regelingen voor treffen deze personen een bezoek te brengen of anderen in de gemeente ertoe uitnodigen dit te doen. Het kan zijn dat sommige inactieven het fijn zouden vinden wanneer er opnieuw een bijbelstudie met hen gehouden zou worden. Deze ouderlingen kunnen suggesties doen welke publikatie of welke onderwerpen het beste met de betreffende persoon bestudeerd zouden kunnen worden. Ook kunnen zij beoordelen wie het beste in de gelegenheid zou zijn om die hulp te verlenen. Misschien zal de inactieve sneller tot activiteit worden bewogen wanneer degene die hem oorspronkelijk geholpen heeft, de studie leidt. Indien een heel gezin hulp nodig heeft, is het wellicht het beste dat een ouderling met hen als groep studeert. Een inactieve zuster zou door een andere bekwame en ervaren zuster geholpen kunnen worden. Jongeren reageren wellicht gunstig wanneer er door een jonge dienaar in de bediening of bekwame pionier hulp wordt geboden. Ga naar de inactieve toe en knoop een vriendelijk gesprek met hem of haar aan. Er zijn wellicht verscheidene bezoeken voor nodig voordat er een studie begonnen kan worden.
8 Degenen die het voorrecht hebben dergelijke studies te leiden, zullen werkelijk belangstelling voor deze personen tonen en hen helpen hun geestelijke kracht te herwinnen. Zulke personen kunnen ertoe worden aangemoedigd de vergaderingen te bezoeken. — Hebr. 10:23-25.
9 Elke verkondiger die zo’n studie leidt, mag de tijd, het nabezoek en de studie rekenen totdat een van de publikaties van het Genootschap uit is. Wanneer verkondigers opgedragen personen op deze wijze helpen, kunnen zij de studie en de bestede tijd alleen maar rekenen als hun specifiek verzocht is deze hulp te bieden, zoals op bovengenoemde wijze is uiteengezet, of zoals op bladzijde 3 in de uitgaven van maart 1977 en september 1981 van Onze Koninkrijksdienst werd beschreven.
10 De dienstopziener zal zeer zeker geïnteresseerd zijn in de vorderingen die zulke studies maken en zo nodig aanmoediging geven of veranderingen aanbrengen. Dergelijke vorderingen kunnen bekeken worden wanneer de ouderlingen op hun driemaandelijkse bijeenkomsten samenkomen.
11 Wij zijn allemaal reuze geïnteresseerd in degenen die in het verleden met ons verbonden zijn geweest, maar inactief zijn geworden in Jehovah’s dienst. Door er regelingen voor te treffen om met enkelen van deze personen te studeren, kunnen wij onze liefde tonen, alsook ons verlangen om hen te helpen opnieuw met ons samen aan Jehovah’s dienst deel te nemen.