Inactieven helpen
1 Een van Jezus’ gelijkenissen gaat over een herder die 99 schapen achterlaat en op zoek gaat naar het ene dat verdwaald is. Herinner je je zijn uitspraak over wat er zou gebeuren als hij het ene verdwaalde schaap zou vinden? „En zo hij het mocht vinden, voorwaar, ik zeg u dat hij zich meer over dat ene verheugt dan over de negenennegentig die niet zijn verdwaald” (Matth. 18:13). Zo’n vreugde is door veel gemeenten ervaren toen inactieven zijn teruggekeerd naar de kudde van God.
2 In de afgelopen paar jaar is extra aandacht geschonken aan het helpen van degenen die inactief zijn geworden. Opzieners hebben de verantwoordelijkheid aandacht te schenken aan de gehele kudde (Hand. 20:28). Daarom hebben zij het initiatief genomen in het bezoeken van inactieven. Als gevolg daarvan hebben velen op deze liefdevolle krachtsinspanningen gereageerd en zijn weer actieve Koninkrijksverkondigers geworden. Zijn er nog enkelen in jouw gemeente die de afgelopen jaren inactief zijn geworden? Wat kan er worden gedaan om hen te helpen?
WAT ER GEDAAN KAN WORDEN
3 De dienstopziener en de secretaris nemen de leiding in het coördineren van de krachtsinspanningen om voor inactieven te zorgen. De ouderlingen dienen hun zaken zo te regelen dat zij het eerste bezoek brengen. In enkele gevallen kan het zijn dat de inactieve het op prijs zou stellen als iemand een bijbelstudie bij hem zou leiden. In dat geval zal de dienstopziener bepalen wie de toewijzing zal krijgen de studie te leiden. Misschien zou degene die oorspronkelijk met hem heeft gestudeerd, of iemand die hij heeft gekend en gerespecteerd, de aangewezen persoon zijn om hulp te bieden. Indien er een heel gezin bij betrokken is, zou aan een ouderling of een bekwame dienaar in de bediening gevraagd kunnen worden met hen te studeren. Een inactieve zuster zou geholpen kunnen worden door een ervaren zuster. Een jongere reageert misschien op een jonge dienaar in de bediening of een bekwame pionier. De dienstopziener kan aanbevelen om bepaalde onderwerpen of een volledige publikatie te bestuderen. Het doel is de hulp te geven die nodig is. De dienstopziener kan wie maar ook gebruiken die daarvoor de meest aangewezen persoon is.
4 Sommige ouderlingen hebben het nuttig gevonden tijdens het eerste bezoek het artikel ’Keer terug tot de herder van uw zielen’ uit De Wachttoren van 1 september 1982 te bespreken. Jehovah’s barmhartigheid kan worden belicht en opbouwende ervaringen over degenen die naar Jehovah zijn teruggekeerd kunnen worden verteld. In het geval van een jongere die inactief is, kan het artikel getiteld „Laat je hart tot Jehovah terugkeren”, dat in De Wachttoren van 1 januari 1983 verscheen, nuttig zijn. Daarna kunnen er regelingen worden getroffen voor een geregelde bijbelstudie.
5 Verkondigers aan wie de verantwoordelijkheid en het voorrecht wordt gegeven zulke studies te leiden, dienen persoonlijke belangstelling voor deze personen te tonen. Ontwikkel vriendschap met hen. Leg de nadruk op de belangrijkheid van het herwinnen van hun geestelijke kracht. Help hen inzien dat Jehovah vanwege zijn liefde en bezorgdheid voor hen via zijn organisatie regelingen heeft getroffen voor deze persoonlijke hulp.
6 Ofschoon aan bepaalde verkondigers gevraagd zal worden inactieven te helpen, betekent dit niet dat anderen niet eveneens hulp kunnen bieden. Allen kunnen het initiatief nemen om deze personen te begroeten wanneer zij naar de Koninkrijkszaal komen en kunnen opbouwende gesprekken met hen voeren. Toon dat wij het fijn vinden dat zij er zijn en hopen dat zij ermee voort zullen gaan vorderingen te maken. Deze liefdevolle belangstelling dient voortdurend getoond te worden terwijl zij geestelijke vorderingen maken. Er zijn positieve resultaten bereikt door zulke verenigde krachtsinspanningen. — Ef. 4:16.
7 Ja, wij verheugen ons beslist te zien dat voormalige inactieven weer met ons verbonden zijn. Dit geldt vooral voor hen die in staat zijn geweest enige persoonlijke hulp te bieden. Het is ons gebed dat Jehovah onze krachtsinspanningen om „het goede [te] doen” jegens deze inactieven die „aan [ons] verwant zijn in het geloof”’, rijkelijk zal zegenen. — Gal. 6:10.