Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • it-2 ‘Losbandig gedrag’
  • Losbandig gedrag

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Losbandig gedrag
  • Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Vergelijkbare artikelen
  • Losbandig gedrag
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Waarom christenen een losbandig gedrag trachten te vermijden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2006
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
Meer weergeven
Inzicht in de Schrift, Deel 2
it-2 ‘Losbandig gedrag’

LOSBANDIG GEDRAG

Handelingen die een schaamteloze houding weerspiegelen, een houding die gebrek aan respect, zelfs minachting voor wet en autoriteit verraadt. Het Hebreeuwse woord zim·mahʹ wordt met „losbandig gedrag” en „losse zeden” vertaald (Le 18:17; 19:29). De Griekse term a·sel·geiʹa (losbandig gedrag) kan ook met „losbandigheid; zinnelijkheid; schaamteloos gedrag; ontuchtigheid (ontucht) van gedrag” worden weergegeven (Ga 5:19, vtn.; 2Pe 2:7, vtn.). Geen van beide uitdrukkingen is tot seksuele immoraliteit beperkt. In de Schrift worden bijvoorbeeld verkrachting in groepsverband (Re 19:25; 20:6), prostitutie (Jer 13:27; Ez 23:44) en bloedvergieten (Ps 26:9, 10; Ez 22:9; Ho 6:9) als losbandig gedrag bestempeld. „De beginselloze man” is degene van wie wordt gezegd dat hij op losbandig gedrag zint, en degenen voor wie zo’n gedrag „als een spel” is, worden als verstandeloos of moreel nietswaardig beschouwd. — Jes 32:7; Sp 10:23.

„Uit het hart”. Jezus wijst erop dat losbandig gedrag laat zien wat voor persoon iemand innerlijk is. Hij zegt: „Van binnen uit, uit het hart der mensen, komen schadelijke overleggingen voort: hoererij, . . . overspel, . . . losbandig gedrag . . . Al deze goddeloze dingen komen van binnen uit en verontreinigen de mens” (Mr 7:20-23). Losbandig gedrag behoort tot „de werken van het vlees”, tot de vleselijke begeerten die „strijd voeren tegen de ziel”. Gods Woord zegt dat „wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven”. — Ga 5:19, 21; 1Pe 2:11.

Christenen die het licht der waarheid liefhebben, krijgen de aansporing: „Laten wij betamelijk wandelen, zoals overdag, niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in ongeoorloofde gemeenschap en losbandig gedrag” (Ro 13:13; Jo 3:19-21). De apostel Petrus betoogt: „Want het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd [voordat iemand een dienstknecht van God werd] de wil van de natiën hebt volbracht door u over te geven aan daden van losbandig gedrag” (1Pe 4:3). Ook de apostel Paulus waarschuwt christenen voor het gedrag van de wereldse natiën, waarmee zij vroeger omgang hadden, door te zeggen: „Verduisterd als zij zijn in hun verstand en vervreemd van het leven dat God toebehoort . . . Daar zij elk zedelijkheidsbegrip hebben verloren, hebben zij zich overgegeven aan een losbandig gedrag om hebzuchtig allerlei onreinheid te bedrijven.” — Ef 4:17-19.

Toch keren sommigen die beweren God en Christus te dienen, zich van de weg van het licht af en leggen een schaamteloze, opstandige houding ten aanzien van Gods wet en autoriteit aan de dag. Paulus was bedroefd omdat enkelen in de gemeente Korinthe geen berouw hadden over de „onreinheid en hoererij en losbandigheid welke zij beoefend” hadden, ofschoon zij tot berouw waren gemaand (2Kor 12:21). Petrus waarschuwde de vroege christenen dat er uit hun eigen gelederen valse leraren zouden komen en dat velen hun daden van losbandig gedrag zouden navolgen, waardoor zij smaad zouden werpen op de weg der waarheid (2Pe 2:1, 2). Jezus’ woorden die hij tot de gemeente in Pergamum en in Thyatira richtte en die door de apostel Johannes omstreeks 96 G.T. werden opgetekend, geven te kennen dat de profetie van Petrus destijds reeds in zekere mate in vervulling ging (Opb 2:12, 14, 18, 20). Zowel Petrus als Judas spreekt over het oordeel dat zal komen over degenen die zich aan losbandig gedrag overgeven. — 2Pe 2:17-22; Ju 7.

Losbandige personen trachten anderen in de christelijke gemeente te verlokken en te bedriegen door te betogen dat Gods onverdiende goedheid groot is en dat hij hun zonden door de vingers zal zien, aangezien hij zich van hun onvolmaaktheden en vleselijke zwakheden bewust is. Maar Jezus’ halfbroer Judas sprak over hen als „goddeloze mensen, die de onverdiende goedheid van onze God veranderen in een verontschuldiging voor losbandig gedrag en ontrouw blijken te zijn aan onze enige Eigenaar en Heer, Jezus Christus” (Ju 4). Hun bewering dat zij christenen zijn, is nietszeggend. Hun dienst is onaanvaardbaar voor God; het is zoals de wijze schrijver in Israël zei: „Het slachtoffer der goddelozen is iets verfoeilijks. Hoeveel te meer wanneer men het met losbandig gedrag brengt.” — Sp 21:27.

In de Wet werd dezelfde zienswijze ten aanzien van losbandig gedrag tot uitdrukking gebracht. God is in dit opzicht niet veranderd. Losbandig gedrag was verboden en werd met de dood gestraft (Le 18:17; 20:14). David smeekte God zijn leven niet weg te nemen met „mannen aan wie bloedschuld kleeft, in wier handen losbandig gedrag is”. — Ps 26:9, 10.

Bij monde van zijn profeten Jeremia en Ezechiël waarschuwde Jehovah de Israëlieten voor zijn strafgerichten, die hij wegens hun losbandige gedrag, zowel in fysiek als in geestelijk opzicht, aan hen zou voltrekken. — Jer 13:26, 27; Ez 16:27, 43, 58; 22:9; 23:21-49; 24:13.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen