Hoe de bijbel tot ons is gekomen — Deel 2
Hoog schoten de vlammen op terwijl er steeds meer brandstof op het laaiende vuur werd gegooid. Dit was echter geen gewoon vuur. De felle brand werd gevoed met bijbels terwijl priesters en prelaten toekeken. Maar doordat de bisschop van Londen de bijbels kocht om ze te vernietigen, hielp hij zonder het te weten de vertaler, William Tyndale, volgende uitgaven te financieren!
Hoe kwam het dat beide partijen in de strijd zo vastberaden waren? In een vorige uitgave hebben wij de geschiedenis van het uitgeven van de bijbel tot in de late middeleeuwen beschouwd. Nu komen wij aan de dageraad van een nieuw tijdperk, waarin de boodschap en het gezag van Gods Woord een onuitwisbaar stempel op de maatschappij zouden drukken.
Een pionier treedt aan
John Wyclif, een gerespecteerd geleerde van Oxford, zette zich in woord en geschrift krachtig af tegen de onbijbelse praktijken van de Katholieke Kerk en baseerde zich daarbij op het gezag van ’Gods wet’, waarmee hij de bijbel bedoelde. Zijn leerlingen, de lollarden, zond hij uit over het platteland van Engeland om de bijbelse boodschap in het Engels te prediken tot ieder die maar wilde luisteren. Voordat hij in 1384 stierf, maakte hij een begin met het vertalen van de bijbel uit het Latijn in het Engels van zijn tijd.
De kerk vond heel wat redenen om Wyclif te verfoeien. Om te beginnen veroordeelde hij de geestelijken wegens hun uitspattingen en hun immorele gedrag. Bovendien misbruikten veel van Wyclifs bewonderaars zijn leringen om hun gewapende opstanden te rechtvaardigen. De geestelijken gaven daar Wyclif de schuld van, zelfs nog na zijn dood, hoewel hij nooit voor gewelddadige opstanden heeft gepleit.
In een brief aan paus Johannes XXIII in 1412 sprak aartsbisschop Arundel over „die verachtelijke en hinderlijke kerel John Wyclif, wiens nagedachtenis vermaledijd zij, die zoon van de oude slang, niets meer of minder dan een voorbode en kind van de antichrist”. Zijn aanklacht naar een hoogtepunt voerend, schreef Arundel: „Om de maat van zijn boosaardigheid vol te maken, kwam hij op de gedachte zijn belangen te bevorderen met behulp van een nieuwe vertaling van de schrift in de moedertaal.” Ja, wat bij de kerkleiders de grootste woede opwekte, was dat Wyclif de mensen de bijbel in hun eigen taal wilde geven.
Niettemin hadden enkele aanzienlijken wel toegang tot de Schrift in de landstaal. Tot hen behoorde Anna van Bohemen, die in 1382 met koning Richard II van Engeland trouwde. Zij bezat Wyclifs Engelse vertaling van de Evangeliën, die zij aanhoudend bestudeerde. Toen zij koningin werd, droeg haar welwillende houding ertoe bij de zaak van de bijbel te bevorderen — en niet alleen in Engeland. Anna moedigde studenten van de Universiteit van Praag in Bohemen aan naar Oxford te komen. Daar bestudeerden zij geestdriftig de werken van Wyclif en een aantal daarvan namen zij mee terug naar Praag. De populariteit die Wyclifs leringen aan de Universiteit van Praag genoten, is later een steun geweest voor Johannes Hus, die daar gestudeerd en uiteindelijk ook gedoceerd heeft. Hus maakte een leesbare Tsjechische versie van de Oudkerkslavische vertaling. Zijn inspanningen hebben het algemene gebruik van de bijbel in Bohemen en naburige landen bevorderd.
De kerk slaat terug
De geestelijken waren ook woedend op Wyclif en Hus omdat zij leerden dat de „kale tekst”, de oorspronkelijke geïnspireerde Schrift zonder enige toevoeging, gezaghebbender was dan de „glossen”, de wijdlopige traditionele commentaren in de marges van door de kerk goedgekeurde bijbels. Deze predikers wilden de onvervalste boodschap van Gods Woord ter beschikking stellen aan de gewone man.
In 1414 werd Hus er, onder de valse belofte van een vrijgeleide, door een list toe gebracht voor het katholieke concilie van Konstanz (Duitsland) te verschijnen om zijn zienswijzen te verdedigen. Het concilie bestond uit 2933 priesters, bisschoppen en kardinalen. Hus verklaarde zich bereid zijn leringen te herroepen indien de onjuistheid daarvan aan de hand van de Schrift kon worden bewezen. Voor het concilie was dat niet het punt waar het om ging. Dat hij hun gezag aanvocht, was voor hen meer dan voldoende reden om hem in 1415 op de brandstapel ter dood te brengen, terwijl hij hardop bad.
Hetzelfde concilie maakte ook een laatste gebaar om John Wyclif te veroordelen en te verguizen door te verordenen dat zijn gebeente in Engeland moest worden opgegraven en verbrand. Dit bevel was zo weerzinwekkend dat het pas in 1428 werd uitgevoerd, toen de paus dat eiste. Maar als altijd kon die felle tegenstand de ijver van andere waarheidlievende personen niet bekoelen. Zij werden er veeleer door gesterkt in hun vaste besluit bekendheid te geven aan Gods Woord.
De invloed van de drukkunst
In 1450, slechts 35 jaar na de dood van Hus, ging Johannes Gutenberg in Duitsland ertoe over met losse letters te drukken. Zijn eerste grote werk was een uitgave van de Latijnse Vulgaat, die omstreeks 1455 gereedkwam. Tegen 1495 was de bijbel in zijn geheel of gedeeltelijk gedrukt in het Duits, Italiaans, Frans, Tsjechisch, Nederlands, Hebreeuws, Catalaans, Grieks, Spaans, Oudkerkslavisch, Portugees en Servisch — in die volgorde.
De Nederlandse geleerde Desiderius Erasmus publiceerde in 1516 de eerste complete gedrukte uitgave van de Griekse tekst. Erasmus wenste dat de Schrift ’in alle talen van alle mensen werd vertaald’. Hij aarzelde echter zijn grote populariteit op het spel te zetten door hem zelf te vertalen. Na Erasmus kwamen er evenwel anderen die meer moed zouden hebben. Een van de grootsten onder hen was William Tyndale.
William Tyndale en de Engelse bijbel
Tyndale studeerde in Oxford en kwam omstreeks 1521 bij Sir John Walsh in huis als privé-leraar voor diens kinderen. Tijdens de maaltijden aan de rijk voorziene tafel in huize Walsh kon men de jonge Tyndale dikwijls met de plaatselijke geestelijken horen debatteren. Nuchter bestreed Tyndale hun meningen door de bijbel op te slaan en hun schriftplaatsen te tonen. Na verloop van tijd raakte het echtpaar Walsh overtuigd van hetgeen Tyndale zei en werden de geestelijken minder vaak uitgenodigd en met minder enthousiasme ontvangen. Uiteraard nam de verbolgenheid van de geestelijken tegen Tyndale en zijn geloofsovertuigingen hierdoor nog toe.
Eens verklaarde een van Tyndales religieuze tegenstanders tijdens een debat: „Wij zouden het beter zonder de wet van God kunnen stellen dan zonder die van de paus.” Stel u de overtuiging voor waarmee Tyndale antwoordde: „Ik trotseer de paus en al zijn wetten. Indien God mijn leven spaart, zal ik er binnen niet vele jaren voor zorgen dat een jongen die achter de ploeg loopt, beter met de Schrift op de hoogte is dan u.” Tyndales besluit had vaste vorm gekregen. Later schreef hij: „Ik had door ervaring waargenomen hoe onmogelijk het is leken in enige waarheid te bevestigen, tenzij de schrift hun in hun moedertaal duidelijk voor ogen wordt gelegd opdat zij de essentie, de volgorde en de betekenis van de tekst kunnen zien.”
In die tijd was er nog geen bijbel in het Engels gedrukt. Daarom ging Tyndale in 1523 naar Londen om bij bisschop Tunstall steun te zoeken voor een vertaalproject. Toen hij afgewezen werd, verliet hij Engeland om zijn voornemen uit te voeren, en keerde nooit meer terug. In Keulen (Duitsland) werd er een inval gedaan bij zijn eerste drukker, en Tyndale slaagde er ternauwernood in met enige van de kostbare nog niet ingebonden bladzijden te ontkomen. Maar in Worms (Duitsland) werden ten minste 3000 exemplaren van zijn Engelse „Nieuwe Testament” vervaardigd. Deze werden naar Engeland verzonden en daar werd in het begin van 1526 met de verspreiding begonnen. Voor een deel waren dit de bijbels die door bisschop Tunstall werden gekocht en verbrand, waardoor hij zonder het te weten Tyndale hielp zijn werk voort te zetten!
Wetenschappelijk onderzoek leidt tot duidelijker begrip
Tyndale genoot kennelijk van zijn werk. The Cambridge History of the Bible brengt het als volgt onder woorden: „De Schrift maakte hem gelukkig, en zijn ritme heeft iets snels en vrolijks dat zijn blijdschap overdraagt.” Tyndales doel was de Schrift tot de gewone man te laten spreken in bewoordingen die zo nauwkeurig en eenvoudig mogelijk waren. Zijn studies onthulden hem de betekenis van bijbelse woorden die eeuwenlang door de kerkelijke leer versluierd was geweest. Hij liet zich noch door bedreiging met de dood noch door de venijnige pen van zijn machtige vijand Sir Thomas More intimideren en verwerkte zijn bevindingen in zijn vertaling.
Tyndale, die uit het oorspronkelijke Grieks van de tekst van Erasmus vertaalde in plaats van uit het Latijn, verkoos „liefde” boven „charitas” om de betekenis van het Griekse woord aʹga·pe vollediger uit te drukken. Ook gebruikte hij „gemeente” in plaats van „kerk”, „berouw hebben” in plaats van „penitentie doen”, en „ouderlingen” in plaats van „priesters” (1 Korinthiërs 13:1-3; Kolossenzen 4:15, 16; Lukas 13:3, 5; 1 Timotheüs 5:17, Tyndale). Deze aanpassingen waren rampzalig voor het gezag van de kerk en voor traditionele religieuze gebruiken zoals het biechten aan priesters.
Tyndale hield tevens vast aan het woord „opstanding”, en verwierp het vagevuur en een bewustzijn na de dood als onbijbels. Betreffende de doden schreef hij aan More: „Door [hen] in hemel, hel of vagevuur onder te brengen, vernietigt u de argumenten waarmee Christus en Paulus de opstanding bewijzen.” In verband hiermee verwees Tyndale naar Mattheüs 22:30-32 en 1 Korinthiërs 15:12-19. Terecht kwam hij tot het geloof dat de doden zonder bewustzijn blijven tot aan een toekomstige opstanding (Psalm 146:4; Prediker 9:5; Johannes 11:11, 24, 25). Dit betekende dat de hele regeling van bidden tot Maria en de „heiligen” zinloos was omdat zij in hun bewusteloze staat noch konden horen noch konden bemiddelen.
Tyndale vertaalt de Hebreeuwse Geschriften
In 1530 vervaardigde Tyndale een uitgave van de Pentateuch, de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Geschriften. Daarmee werd hij de eerste die de bijbel rechtstreeks uit het Hebreeuws in het Engels vertaalde. Tyndale was ook de eerste Engelse vertaler die de naam Jehovah gebruikte. De Londense geleerde David Daniell schrijft: „Het zal stellig diepe indruk op Tyndales lezers hebben gemaakt dat de naam van God opnieuw aan het licht werd gebracht.”
In zijn streven om duidelijkheid te bereiken, gebruikte Tyndale verschillende Engelse woorden om één enkel Hebreeuws woord te vertalen. Hij hield zich echter strikt aan de grammaticale structuur van het Hebreeuws. Het resultaat heeft de compacte kracht van het Hebreeuws bewaard. Zelf zei hij: „De eigenschappen van de Hebreeuwse taal stemmen duizendmaal meer overeen met het Engels dan met het Latijn. De manier van spreken vertoont sterke overeenkomst; zodat het op duizend plaatsen alleen maar woord voor woord in het Engels behoeft te worden vertaald.”
Deze in wezen letterlijke benadering heeft Tyndales vertaling met Hebreeuwse uitdrukkingen gekleurd. Sommige daarvan moeten bij eerste lezing heel vreemd geleken hebben. Maar de bijbel raakte uiteindelijk zo algemeen bekend dat veel van deze uitdrukkingen nu deel uitmaken van de Engelse taal. Voorbeelden zijn onder andere de ook in het Nederlands gebruikelijke zegswijze „een man naar zijn hart” (zoals in 1 Samuël 13:14), en de Engelse woorden „passover” (Pascha, letterlijk: „voorbijgaan, passeren”), en „scapegoat” (zondebok, letterlijk: „bok die verdwijnt”). Bovendien raakten lezers van de Engelse bijbel op deze wijze vertrouwd met het Hebreeuwse denken, waardoor zij een beter inzicht in de geïnspireerde Schrift kregen.
De bijbel en Tyndale in de ban
Het was een opwindende gedachte het Woord van God in de eigen taal te kunnen lezen. De Engelse bevolking reageerde door alle bijbels te kopen die het land maar konden worden binnengesmokkeld, gecamoufleerd als balen textiel of andere goederen. Intussen overdachten de geestelijken dat zij beslist hun positie zouden verliezen wanneer de bijbel als de hoogste autoriteit zou worden beschouwd. Daarom werd de situatie voor de vertaler en zijn ondersteuners steeds meer een kwestie van leven en dood.
Voortdurend opgejaagd door Kerk en Staat bleef Tyndale in het verborgene werken in Antwerpen (België). Toch gaf hij twee dagen per week aan wat hij zijn vrijetijdsbesteding noemde — het dienen van andere Engelse vluchtelingen, de armen en de zieken. Het grootste deel van zijn middelen heeft hij hieraan besteed. Voordat Tyndale de tweede helft van de Hebreeuwse Geschriften kon vertalen, werd hij voor geld verraden door een Engelsman die zich als vriend voordeed. Zijn vurige laatste woorden, toen hij in 1536 in Vilvoorde (België) werd terechtgesteld, waren: „Heer, open de ogen van de Koning van Engeland!”
In 1538 verordende koning Hendrik VIII, die daar zo zijn eigen redenen voor had, dat in elke kerk in Engeland bijbels moesten worden geplaatst. Hoewel de eer niet aan Tyndale werd gegeven, was de vertaling waarvoor gekozen werd in hoofdzaak de zijne. Op deze manier werd Tyndales werk zo bekend en geliefd dat het „het fundamentele karakter heeft bepaald van de meeste latere vertalingen” in het Engels (The Cambridge History of the Bible). Niet minder dan negentig procent van Tyndales vertaling werd rechtstreeks overgenomen in de King James Version van 1611.
Vrije toegang tot de bijbel betekende een grote verandering voor Engeland. De discussies die gehouden werden rond de in de kerken geplaatste bijbels werden zo levendig dat soms de kerkdiensten geen doorgang konden vinden! „Oude mensen leerden lezen om rechtstreeks bij Gods Woord te rade te kunnen gaan, en kinderen gingen met hun ouders mee om te luisteren” (A Concise History of the English Bible). Deze periode gaf ook een dramatische toename in de verspreiding van de bijbel in andere Europese landen en talen te zien. Maar de bijbelbeweging in Engeland zou een wereldwijde invloed krijgen. Hoe is dat in zijn werk gegaan? En hoe zijn verdere ontdekkingen en onderzoekingen van invloed geweest op de bijbels die wij in deze tijd gebruiken? Wij zullen ons verslag besluiten met het volgende artikel in deze serie.
[Illustratie op blz. 26]
Tyndales „Nieuwe Testament” van 1526 — het enige bekende volledige exemplaar dat aan de vlammen is ontsnapt
[Verantwoording]
© The British Library Board
[Tabel/Illustraties op blz. 26, 27]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
BELANGRIJKE JAARTALLEN IN HET OVERLEVEREN VAN DE BIJBEL
GEWONE TIJDREKENING
Wyclifs bijbel begonnen (v. 1384)
1400
Hus terechtgesteld 1415
Gutenberg — Eerste gedrukte bijbel ca. 1455
1500
Vroege in inheemse talen gedrukte uitgaven
Erasmus’ Griekse tekst 1516
Tyndales „Nieuwe Testament” 1526
Tyndale terechtgesteld 1536
Hendrik VIII verordent plaatsing van bijbels in de kerken 1538
1600
King James Version 1611
[Illustraties]
Wyclif
Hus
Tyndale
Hendrik VIII