35 De koning stelde toen Bena̱ja,+ de zoon van Jo̱jada, in zijn plaats over het leger aan, en hij stelde de priester Za̱dok+ aan in de plaats van A̱bjathar.
46 De eetruimte die op het noorden uitziet is voor de priesters die verantwoordelijk zijn voor de dienst van het altaar.+ Dat zijn de zonen van Za̱dok,+ de Levieten die zijn toegewezen om tot Jehovah te naderen om hem te dienen.’+