maandag 14 juli
Hij ging naar buiten en huilde bitter. — Matth. 26:75.
Petrus bleef met zijn zwakheden worstelen. Toen Jezus bijvoorbeeld uitlegde dat hij als vervulling van profetieën lijden moest ondergaan en zou sterven, begon Petrus hem de les te lezen (Mark. 8:31-33). Daarnaast maakte hij net als de andere apostelen herhaaldelijk ruzie over wie de grootste was (Mark. 9:33, 34). In de nacht voor Jezus’ dood sloeg hij impulsief iemand zijn oor af (Joh. 18:10). En dezelfde nacht gaf hij toe aan angst en zei hij drie keer dat hij zijn vriend Jezus niet kende (Mark. 14:66-72). Daarna huilde hij bitter. Jezus schreef zijn ontmoedigde apostel niet af. Nadat hij was opgewekt, gaf hij Petrus de kans zijn liefde voor hem te bevestigen. Hij vroeg hem om een nederige herder voor zijn schapen te zijn (Joh. 21:15-17). Petrus reageerde positief. Hij was met Pinksteren in Jeruzalem en behoorde tot de eersten die met heilige geest werden gezalfd. w23.09 22 ¶6-7
dinsdag 15 juli
Weid mijn schaapjes. — Joh. 21:16.
‘Hoed de kudde van God.’ Die aansporing gaf Petrus aan collega-ouderlingen (1 Petr. 5:1-4). Als ouderling houd je natuurlijk van je broeders en zusters en wil je graag een herder voor ze zijn. Maar misschien heb je soms het gevoel dat je die taak niet aankunt omdat je het te druk hebt of te moe bent. Wat kun je dan doen? Vertel Jehovah wat je zorgen zijn. Petrus schreef: ‘Als je dient, verlaat je dan op de kracht die God geeft’ (1 Petr. 4:11). Je broeders en zusters maken problemen mee die in deze wereld niet helemaal op te lossen zijn. Maar bedenk dat ‘de opperherder’, Jezus Christus, meer voor ze kan doen dan jij. En dat kan hij zowel nu als in de nieuwe wereld. Wat Jehovah van de ouderlingen vraagt, is simpelweg van hun broeders en zusters te houden, als herders voor ze te zorgen en ‘een voorbeeld voor de kudde’ te zijn. w23.09 30 ¶13-14
woensdag 16 juli
Jehovah weet dat de gedachten van de wijzen nutteloos zijn. — 1 Kor. 3:20.
We moeten oppassen voor menselijke redenaties. In een menselijke kijk is weinig of geen ruimte voor Jehovah en zijn normen (1 Kor. 3:19). ‘De wijsheid van deze wereld’ appelleert vaak aan vleselijke verlangens. Sommige christenen in Pergamum en Thyatira gingen de gangbare kijk overnemen van immorele mensen die afgoden aanbaden. Jezus gaf beide gemeenten stevige raad omdat ze seksuele immoraliteit tolereerden (Openb. 2:14, 20). Ook wij staan onder druk om verkeerde denkbeelden over te nemen. Familieleden en kennissen bespelen misschien je emoties om je zover te krijgen dat je concessies doet. Misschien zeggen ze dat de Bijbelse normen achterhaald zijn en dat het niet erg is toe te geven aan je verlangens. Soms kun je denken dat de instructies die Jehovah geeft niet toereikend zijn. Je kunt zelfs in de verleiding komen om ‘buiten de dingen te gaan die geschreven staan’ (1 Kor. 4:6). w23.07 16 ¶10-11