Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g70 22/6 blz. 25-27
  • Ik was een communist

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ik was een communist
  • Ontwaakt! 1970
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Vrede door middel van het communisme
  • Ik sloot mij bij de partij aan
  • Een andere zienswijze
  • Een tijd van beslissing
  • Vergelijkingen trekken
  • Waartoe kon ik mij in mijn frustratie wenden?
    Ontwaakt! 1983
  • Het beantwoorden van de vijanden zijner regering
    De Wachttoren en Aankondiger van Jehova’s Koninkrijk 1950
  • Wereldcommunisme zoals God het beziet
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • Religie zoekt vrede met het communisme — Waarom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
Meer weergeven
Ontwaakt! 1970
g70 22/6 blz. 25-27

Ik was een communist

REEDS als kleine jongen in het begin van de jaren 1940 kwam ik veel over het communisme te weten, aangezien mijn vader een enthousiast communist was. Ik werd in een middenstandsgezin in Zweden opgevoed en zoals met de meeste kleine jongens het geval is, was mijn vader mijn ideaal. Ik hielp hem met het verspreiden van communistische propagandapamfletten in onze buurt, en hoewel het communisme wettig is in Zweden en in de kamer is vertegenwoordigd, was ik niet populair en werd ik door mijn speelkameraadjes bespot.

Ik geloof dat ik als tiener in sommige opzichten van andere jongens en meisjes van mijn leeftijd verschilde. Ik had belangstelling voor wereldproblemen en bezag de toekomst met meer ernst. En hoe meer ik over de communistische ideologie te weten kwam, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat het communisme de enige oplossing voor de gekwelde mensheid was.

Vrede door middel van het communisme

Toen brak de tijd aan dat ik in militaire dienst moest. De dagelijkse aanraking met munitie en moordwerktuigen deed mijn afkeer van oorlog en geweld nog toenemen. Het communistische partijprogramma in Zweden eiste een aanzienlijke vermindering van de bewapening en mettertijd een totale ontwapening. Dit sprak mij aan. Ik zag al een toekomstige communistische wereld zonder wapens en oorlog. Ik raakte ervan overtuigd dat het communisme, grotendeels met vreedzame middelen, de wereld zou veroveren.

Toen ik uit militaire dienst kwam, had ik het vurige verlangen de wereld te verbeteren, en ik kwam tot de slotsom dat ik dit het beste kon doen door het communistische streven te ondersteunen. Ik las alles wat ik te pakken kon krijgen over het communistische partijprogramma. Ik kwam te weten dat de macht van het kapitalisme en imperialisme gebroken moest worden, dat de natiën onder één regeringsvorm verenigd zouden worden en dat de wereld één grote collectieve gemeenschap zou worden, zonder klassenonderscheid of salarisverschillen.

De communistische partij beloofde te zullen werken in de richting van ontwapening, opheffing van militaire verbonden, de verwijdering van troepen en bases uit het buitenland, overeenkomsten om atoomproeven te verbieden, verbod op kernwapens en vernietiging van bestaande kernvoorraden. Dit scheen mij het beste programma ter wereld toe. Ik was van mening dat ik een actieve propagandist voor deze politiek moest worden. Mijn eerste ’bekeerlinge’ was mijn jonge vrouw, wier ouders sociaal-democraten waren. Wij sloten ons aan bij een communistische jeugdorganisatie in Zweden, DU genaamd, hetgeen in het Zweeds zoveel betekent als Democratische Jongeren.

Ik sloot mij bij de partij aan

In het najaar van 1959 vroeg ik het lidmaatschap van de communistische partij aan. Aangezien de communisten er belang bij hebben een elitepartij en geen massapartij te hebben, moet men om lid te worden aan bepaalde vereisten voldoen. In Zweden zijn de vereisten echter nogal licht vergeleken met communistische landen of landen waar het communisme onwettig is. Ik voldeed aan de vereisten en ontving mijn lidmaatschapsboekje na betaling van mijn contributie, die veertig Zweedse kronen (ongeveer ƒ 28,–) voor het eerste jaar bedroeg. Mijn vrouw was nog te jong voor het lidmaatschap.

Als lid van de DU en communistische partij had ik vele gelegenheden tal van communisten, jong en oud, te leren kennen. Er waren aardige mensen bij. Wij waren echter teleurgesteld toen wij bemerkten dat de meeste jonge mensen zich alleen op de vergaderingen lieten zien als er dansen of amusement op het programma stond. Slechts enkelen kwamen op studieavonden. Maar weinigen schenen er iets voor te voelen verantwoordelijkheid te dragen.

Een andere zienswijze

Wij spraken op onze vergaderingen nooit over religieuze kwesties, doch de partijstatuten zeiden dat ieder lid altijd met respect en verdraagzaamheid moest worden behandeld wat ook zijn religieuze en ethische opvattingen waren. Toen mijn vrouw en ik dus op een dag door een prediker van Jehovah’s getuigen werden bezocht, zagen wij niet in waarom wij hem niet op dezelfde respectvolle wijze zouden behandelen. Wij hadden al gauw fijne gesprekken over onderwerpen die ons interesseerden, vooral over de wijze waarop er vredige toestanden op aarde zullen komen.

Eerst dachten wij dat de vooruitzichten van de nieuwe ordening van vrede waarover hij zoveel sprak praktisch hetzelfde waren als de nieuwe ordening die de communisten beloofden op te richten. Langzamerhand kon hij ons echter aantonen dat de middelen om zulk een nieuwe ordening te stichten en in stand te houden bij een bron moeten berusten die hoger is dan de mens. Hij merkte aan de hand van de geschiedenis op hoe het ene door mensen gemaakte politieke stelsel na het andere gefaald had vrede te brengen.

Een tijd van beslissing

Op een vergadering van de communistische partij begin 1961 besloot ik de plaatselijke gemeente van Jehovah’s getuigen van meer nabij te leren kennen. Ik herinner mij dat ik daar op die partijvergadering mijn medecommunisten bezig zag en dacht: Hoe kan door zulke onvolmaakte mensen ooit een rechtvaardige mensenmaatschappij worden gesticht en in stand gehouden? Op grond waarvan kunnen zij blijvende vrede, rechtvaardigheid en gelijkheid garanderen? Hoe kunnen zij instaan voor de eerlijkheid die wordt geëist van de leden van een maatschappij waarin alle hulpbronnen van de aarde gelijk verdeeld moeten worden? Hoe kunnen zij de ware liefde garanderen die noodzakelijk is om zulk een maatschappij bijeen te houden, als zij het woord liefde niet eens in hun programma gebruiken? Hoe kunnen zij de werkelijk grote problemen van de mensheid, zoals ziekte, oud worden en de dood, oplossen?

Plotseling hoorde ik mijn naam op het podium noemen. Ik spitste mijn oren en hoorde dat zij mij voor een bepaalde functie in het partijbestuur hadden gekozen. Wat zou ik doen? Na afloop van de vergadering die avond vertelde ik de voorzitter dat ik de functie niet kon aanvaarden.

Spoedig daarna bedankte ik voor mijn lidmaatschap van de partij en zowel mijn vrouw als ik bedankten ook voor het lidmaatschap van de DU. De voorzitter probeerde ons van gedachten te doen veranderen en zei: „Je behoeft niet om religieuze redenen uit de partij te treden; er zijn zelfs priesters lid.” Wij legden uit dat wij niet het voorbeeld van priesters volgden.

Vergelijkingen trekken

Hoewel ik geen lid van de partij meer was, hadden wij nog wel een sterke binding met het communisme. Wij waren er niet helemaal zeker van wat wij moesten doen. In juli 1961 zou in Rostock, in Oost-Duitsland, de zogenaamde Östersjöveckan (Oostzeeweek) worden gehouden. Dit is een jaarlijkse internationale communistische bijeenkomst waar hoofdzakelijk afgevaardigden uit de landen rond de Oostzee heengingen. Mijn vrouw en ik hadden plannen gemaakt erheen te gaan. Wij kwamen echter in tweestrijd omdat Jehovah’s getuigen die zelfde week een internationaal congres in Kopenhagen hadden. Wij besloten naar Rostock te gaan.

Al de tijd dat wij in Rostock waren, probeerden wij ’ons congres’ te vergelijken met het congres waarop de Getuigen in Kopenhagen waren. Wij merkten het gedrag van ’onze afgevaardigden’ op en dachten aan het gedrag van de Getuigen. Ik moet zeggen dat wij in velen van ’onze afgevaardigden’ teleurgesteld waren. Zij rookten en dronken zwaar en de moraal was niet erg hoog. Soms deden zich ruzies en moeilijkheden voor, en dan zeiden wij tegen elkaar: ’Dit gebeurt beslist niet onder de Getuigen in Kopenhagen.’ Wij dachten aan het goede gedrag van de Getuigen die wij in Zweden kenden. Wij hadden opgemerkt dat zij niet rookten, zich niet bedronken of immoraliteit bedreven. Wij dachten ook aan hun onwrikbare neutrale standpunt ten aanzien van politiek.

De consequente weigering van Jehovah’s getuigen, aan een oorlog deel te nemen, maakte diepe indruk op ons. De communisten spraken dikwijls over de verschrikkingen van de oorlog en vooral van kernoorlog, maar wij vroegen ons vaak af: Waarom weigeren de communisten zelf niet net als de Getuigen iets met de oorlogen van de natiën te maken te hebben? Waarom al dit gepraat over het niet doden met atoombommen als de communisten zelf met geweren leren doden? Wat voor verschil maakt het voor de slachtoffers? Tijdens de Oostzeeweek spraken de communisten veel over de Oostzee als de „zee van vrede”, en zij beweerden dat de landen rond de Oostzee een kernvrije zone dienden te vormen. Maar waarom lieten de Russen toentertijd deze bewering vergezeld gaan van ontploffingen van superkrachtige waterstofbommen boven Nova Zembla, slechts 1600 kilometer ten noordoosten van de Oostzee?

De vragen hoopten zich op. Natuurlijk, wij wisten dat de communisten hun verklaringen hadden, doch wij waren toen zo ver dat wij meer dan verklaringen wilden hebben — wij verlangden bewijzen dat de communisten de mensen konden helpen in vrede met elkaar te leven. Zulke bewijzen ontbraken. Wij waren echter op de hoogte van de begerenswaardige toestanden die onder Jehovah’s getuigen heersten. Op weg naar huis van Rostock waren wij het er dus over eens dat wij naar de verkeerde plaats waren geweest. Wij hadden in Kopenhagen bij Jehovah’s getuigen moeten zijn.

In het najaar van 1961 ontdeden wij ons leven en ons huis van alle politieke en atheïstische lectuur. 1961 was een jaar van grote veranderingen voor ons en wij sloten het af door op 31 december onze opdracht aan Jehovah God door de waterdoop te symboliseren. Sedertdien zijn wij actief bezig geweest anderen — met inbegrip van ons zoontje — te onderwijzen omtrent Gods vredige nieuwe ordening van dingen.

De afgelopen vijf jaar hebben wij het voorrecht gehad als volle-tijdpredikers te dienen door het grootste deel van onze tijd aan het prediken en onderwijzen van de bijbel te besteden. En in augustus 1969, toen Jehovah’s getuigen hun internationaal „Vrede op aarde”-congres in Kopenhagen hadden, waren wij daar ook en vernamen meer, niet alleen omtrent de hoop op een beter samenstel om in te leven, maar ook over het ware middel om het te verwezenlijken — Gods koninkrijk onder zijn regerende Koning, Jezus Christus. — Ingezonden.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen