Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g72 8/3 blz. 5-9
  • Hoe staat het op het ogenblik met de bemande ruimtevaart?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe staat het op het ogenblik met de bemande ruimtevaart?
  • Ontwaakt! 1972
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Het probleem van gewichtloosheid
  • Andere gevaren
  • Is het de kosten waard?
  • Een ’bekronende prestatie’?
  • Wat sommigen voorstellen
  • Na de maanlandingen — wat nu?
    Ontwaakt! 1974
  • Ruimteonderzoek — Wat zal de toekomst brengen?
    Ontwaakt! 1992
  • Waarom zoveel ruimtevaartprojecten?
    Ontwaakt! 1973
  • Ruimteonderzoek — Hoe ver is de mens al?
    Ontwaakt! 1992
Meer weergeven
Ontwaakt! 1972
g72 8/3 blz. 5-9

Hoe staat het op het ogenblik met de bemande ruimtevaart?

TOEN de eerste astronauten in 1969 voet op de maan zetten, verkeerden honderden miljoenen mensen over de hele wereld in een opgewonden stemming. Vele miljoenen volgden de gebeurtenis op het televisiescherm.

Sindsdien is de stemming veranderd. De publieke belangstelling voor ondernemingen in de ruimte is verminderd. Veel mensen gaan zich nu afvragen of het wel verstandig is zoveel tijd en geld te besteden aan iets waarvoor men zo weinig terugkrijgt, terwijl er hier op aarde nog zoveel ernstige problemen bestaan.

De bemande ruimtevaart heeft echter zonder twijfel nuttige resultaten opgeleverd. Er is veel fundamentele kennis over de aarde, de maan, de andere planeten en de ruimte zelf verworven die men voordien niet had. Het is duidelijk dat mensen zich beter kunnen aanpassen dan apparaten, en hun waarnemingen in de ruimte zijn van grote waarde. Ook zijn er nog andere nuttige resultaten uit voortgevloeid, zoals verbeterde communicatiemiddelen en betere computers, omdat er voor de ruimtereizen kleinere en duurzamere instrumenten moesten worden gebouwd.

Toch beginnen velen, onder wie ook enkele geleerden zelf, te zeggen dat de mens in de ruimte veel te veel gevaar loopt en ook dat het gebruik van mensen veel te kostbaar is. Zij zijn van mening dat op veel goedkopere wijze dezelfde resultaten bereikt kunnen worden door instrumenten in plaats van mensen te gebruiken.

Ruimtevaartgeleerde Dr. Th. Gold van de Cornell-universiteit vatte de zaak als volgt samen: „De hoge kosten van de bemande-ruimtevaartprogramma’s en de grote risico’s die er aan de bemande vluchten vastzitten — zoals gebleken is uit de Apollo-13-vlucht, waarbij ternauwernood een ramp kon worden voorkomen, en ook uit de dood onlangs van de drie Sovjetkosmonauten — hebben de vraag doen rijzen of de bemande ruimtevaart op het ogenblik nodig is.”

Hoe moet men deze bezwaren zien? Wegen de voordelen van de bemande ruimtevaart niet op tegen de gevaren en de kosten ervan? Zouden instrumenten alleen voldoende zijn?

Het probleem van gewichtloosheid

Nu men meer ervaring heeft verworven in ruimtevluchten, zijn ook de gevaren duidelijker aan het licht getreden. Een van de gevaren is het effect van voortdurende gewichtloosheid, een toestand die ontstaat wanneer mensen zich buiten de invloed van de zwaartekracht van de aarde bevinden.

Hoe langer mensen in een toestand van gewichtloosheid verkeren, des te erger worden de moeilijkheden waarmee zij te kampen krijgen. Gewichtloosheid heeft een achteruitgang in de conditie van aderen en spieren tot gevolg en een ontkalking van de botten. Ook wordt het bloedvolume er wezenlijk door verminderd, waardoor bepaalde inwendige organen gevaar lopen beschadigd te worden en het lichaam zijn vocht gaat verliezen.

De bemanningsleden van de Amerikaanse Apollo-15, die de vierde maanlanding maakten, verbleven in juli 1971 twaalf dagen buiten de invloed van de zwaartekracht van de aarde. De twee mannen die op de maan landden, leden door een grote oververmoeidheid aan een onregelmatige hartslag of „overslaan” van het hart. Zij hadden bij hun terugkeer naar de aarde ook een langere aanpassingsperiode nodig dan anderen die niet zo’n lange vlucht hadden gemaakt.

De Sovjetkosmonauten in de Sojoez-9 brachten in juni 1970 achttien dagen in een baan om de aarde door. Sovjetgeleerde A. Nikolajev erkende dat de staat van voortdurende gewichtloosheid bij deze ruimtevaartmensen een algemene verzwakking en desoriëntatie had teweeggebracht. Hij beschreef hun toestand als „zeer ernstig”. Hun spieren waren zo in conditie achteruitgegaan dat zij moeite hadden met lopen en het optillen van voorwerpen. Men berichtte zelfs dat zij na hun terugkeer niet konden lopen of staan en gedragen moesten worden. Zij hadden drie weken nodig om te herstellen.

Andere gevaren

Bij de in november 1969 gehouden tocht van de Apollo-12 naar de maan rees er een ander medisch probleem. Het interieur van het ruimtevaartuig en ook alle drie de mannen waren besmet met bacteriën van de soort Staphylococcus aureus. De bacterie bevond zich op hun huid en in hun neuswegen. Op lange ruimtevluchten zou dit gevaarlijk kunnen zijn.

Nog een gevaar is de blootstelling aan kosmische straling. Op reizen buiten de beschermende atmosfeer en het magnetische veld van de aarde, bestaat het gevaar dat men door de zware deeltjes van de primaire kosmische straling wordt getroffen. Op verscheidene vluchten meldden de astronauten dat zij soms lichtflitsen voor hun ogen zagen. Zij zagen deze zelfs als zij hun ogen dicht hadden of wanneer de cabine donker was en zij hun ogen open hadden. Men denkt dat dit effect door kosmische straling teweeggebracht kan zijn.

In een verslag van Universal Science News zei Dr. L. Reiffel: „Het ziet ernaar uit dat de natuur lange ruimtevluchten gevaarlijker heeft gemaakt dan wij oorspronkelijk dachten. . . . [kosmische stralen] lijken op naalden die het menselijk vlees doorboren. Ze kunnen, als ze het lichaam binnendringen, een hele kolom cellen vernietigen.” Hij verklaarde ook: „Na de tochten van de Apollo-8 en Apollo-12 heeft men stukjes plastic uit de helmen die door de astronauten waren gedragen, genomen om die te onderzoeken. Men ontdekte dat er op de plekken waar de mannen door zware primaire deeltjes waren getroffen, naalddunne gangen waren gevormd.”

Ook bestaat er een nog niet bevestigd vermoeden dat kosmische straling de hersenen kan beschadigen. Dr. G. Margolis, professor in de pathologie aan de Dartmouth-hogeschool, zei hierover: „Toen ik het laboratorium bezocht van een geleerde die de hersenen onderzocht van dieren die een verre ruimtevlucht hadden gemaakt, werd mij een voorbeeld van de kwetsuren getoond die misschien met dit verschijnsel verband houden. . . . Men denkt dat deze kwetsuren het gevolg zijn van de verwoestende uitwerking van geabsorbeerde deeltjes van de kosmische straling. Als deze interpretatie bevestigd wordt, zouden deze kwetsuren van het grootste belang zijn, want dat zou betekenen dat verre bemande ruimtevluchten tot de onmogelijkheden behoren.”

Ook bestaat er een wezenlijk gevaar voor ongelukken. In januari 1967 verbrandden drie Amerikaanse astronauten tijdens een grondproef in een Apollo-capsule. Ongeveer drie maanden later werd een Sovjetkosmonaut gedood toen zijn ruimteschip Sojoez-1 in de touwen van de remparachute verward raakte en naar de aarde stortte.

Toen werden in juni 1971 drie Russen die vierentwintig dagen in de ruimte hadden doorgebracht, na de landing dood in de cabine van hun Sojoez-11 aangetroffen. Doordat een luik verkeerd vergrendeld was, had de lucht uit het ruimteschip kunnen ontsnappen, waardoor de bemanning in een paar seconden de dood vond. Daar het schip geen constructiefouten vertoonde, is het vermoeden gerezen dat de ruimtevaarders door de lange gewichtloosheid misschien zo verzwakt waren dat zij bij het uitvoeren van de kritieke handelingen voor de terugkeer een fout hebben gemaakt.

Natuurlijk worden er ook veel mensen tijdens de noodzakelijke dagelijkse bezigheden gedood, en weinig mensen zullen willen voorstellen met deze bezigheden op te houden. Maar het valt te betwisten of het noodzakelijk is dat de mens de ruimte ingaat, vooral omdat er van belastinggelden gebruik wordt gemaakt zonder dat de belastingbetaler er iets over heeft te zeggen.

Is het de kosten waard?

Afgezien van de mogelijke gevaren voor de astronauten, zijn de enorm hoge kosten van bemande ruimtevluchten voor velen een bron van grote ergernis.

Omdat er hier op aarde ernstige problemen bestaan die om geld en aandacht vragen, betwijfelen veel mensen of het wel noodzakelijk is zoveel geld te besteden aan ondernemingen in de ruimte, die voor de gemiddelde persoon zo weinig zichtbaar nuttige resultaten opleveren. Zij vinden dat de weinige nuttige resultaten die ermee zijn bereikt, zoals verbeteringen op het gebied van de communicatiemiddelen of een vermeerderde kennis, met veel minder kosten verkregen hadden kunnen worden als het geld direct aan het desbetreffende onderzoek was besteed.

Science News van 24 juli 1971 merkte zuurzoet op: „Dat de Verenigde Staten iedere keer dat er mensen de ruimte in worden gezonden, $200 miljoen in de vorm van Saturnus-raketten in de Atlantische Oceaan laten plonsen, wordt algemeen niet als de goedkoopste manier van werken beschouwd.”

De maanlanding van de Apollo-15 alleen al kostte $445 miljoen. Toen er tijdens een televisieprogramma werd gesproken over een bijzondere steen die de astronauten hadden meegebracht, belde een kijker het televisiestation op en stelde voor om bij het uitzoeken van een naam voor de steen naar de belastingdienst te gaan en een van de namen uit te zoeken die op de lijst van belastingbetalers voorkomt. Dit was een enigszins sarcastische zinspeling op het feit dat de belastingbetaler ten slotte het reusachtige geldbedrag moet opbrengen dat nodig is om mensen in de ruimte te laten vertoeven.

Heel wat mensen zouden er de voorkeur aan hebben gegeven wanneer de energie en het geld die voor deze tocht nodig zijn geweest, bijvoorbeeld aan een betere huisvesting waren besteed. Met de $445 miljoen hadden 44.500 huizen van elk $10.000 gebouwd kunnen worden. En met het geld dat tot nu toe aan het hele maanprogramma is uitgegeven, ongeveer $25 miljard, hadden 2.500.000 van dergelijke huizen gebouwd kunnen worden. Daarmee zou dan een groot gedeelte van de arme gezinnen in het land huisvesting hebben gehad. Het geld dat de Sovjet-Unie aan bemande ruimtevluchten heeft uitgegeven, zou op dezelfde wijze bezien kunnen worden, want ook in dat land hebben nog lang niet alle mensen een passende behuizing.

Wegens de toenemende tegenstand is het programma van de Verenigde Staten voor bemande vluchten naar de maan verkleind. Toch heeft men buiten de maanlandingen om ook het voornemen een ruimtestation te ontwikkelen dat om de aarde zal cirkelen. ’Ruimtetaxi’s’ zouden de astronauten dan naar en van dit station moeten vervoeren.

Bij één gelegenheid betoogden vier senatoren en twee toonaangevende ruimtevaartgeleerden dat een dergelijk programma er uiteindelijk toe zou leiden dat men $50 tot $100 miljard voor een bemande vlucht naar Mars zou gaan uitgeven. Zij betoogden dat bemande ruimtevluchten steeds duurder werden en niet noodzakelijk waren, en dat bij het besteden van de belastinggelden de problemen op aarde een veel grotere mate van voorrang dienden te hebben.

Dr. Gold van de Cornell-universiteit verklaarde: „Wat mogen wij van de grote bemande ruimtestations verwachten? Zijn ze nodig voor wetenschappelijk onderzoek of voor toepassingen die economisch nut hebben? . . . Er is veel in het werk gesteld om uit te zoeken hoe er van de bemande ruimtestations een nuttig gebruik gemaakt kan worden. De resultaten zijn zeer teleurstellend. . . . de veel hogere kosten ervan kunnen beslist niet wetenschappelijk of economisch verantwoord worden.”

Dr. Gold waarschuwde dat als „het reusachtig dure en nutteloze ruimtestation wordt gebouwd, het het brandpunt van de tegenwoordig steeds meer voorkomende anti-wetenschappelijke en anti-intellectualistische houding zal zijn.”

Een ’bekronende prestatie’?

Een van de argumenten die de wetenschapsmensen vaak gebruiken ten einde te trachten de bemande ruimtevluchten te rechtvaardigen, is dat deze vluchten zowel tot de kennis over de evolutie van de hemellichamen, zoals de maan en Mars, als tot de kennis over de evolutie van het leven bijdragen.

Kijk bijvoorbeeld eens naar de inhoud van het volgende verslag: „De ontdekking van gekristalliseerde stenen die mogelijk bij de geboorte van de maan zijn gevormd, zal volgens functionarissen van de National Aeronautics and Space Administration (NASA), misschien de bekronende wetenschappelijke prestatie van de vlucht [van de Apollo-15] blijken te zijn.” — U.S. News & World Report, 16 augustus 1971.

Veel mensen zullen er niet mee instemmen dat het vinden van een paar stenen een ’bekronende prestatie’ is, vooral niet als dit $445 miljoen kost en van de algemene belastinggelden betaald moet worden. Om dezelfde reden zullen zij ook niet erg onder de indruk komen van woorden zoals van Dr. J. Wood van het Smithsonian-instituut, toen deze zei: „Tegen de tijd dat het Apollo-programma ten einde loopt, zullen wij een tamelijk goed idee van de evolutie van de maan bezitten.”

Zo heeft men met hetzelfde doel voorgesteld een grote hoeveelheid belastinggeld uit te geven aan een onbemand ’Viking’-ruimtevaartuig dat naar Mars gezonden moet worden. Leider van het programma W. Jakobowski zegt: „Een van de hoofddoelen is het verzamelen van inlichtingen over de evolutie van het leven op een andere planeet. . . . Indien wij leven vinden, willen wij trachten te bepalen in welk stadium van de evolutie Mars zich bevindt.”

In commentaar hierop verklaart het tijdschrift Electronics: „Daarom hebben zij die belast zijn met het opstellen van het programma zich zorgvuldig gericht op de speurtocht van de Viking naar leven — zowel in het heden, het verleden als de toekomst — omdat zij vrezen dat, als er geen leven wordt gevonden, er een gevoel van teleurstelling zal ontstaan. Maar het is duidelijk het meest opwindende gedeelte van het $800 miljoen kostende programma.”

Maar toch weet in het bijzonder de christen dat zelfs miljoenen landingen op de maan of op Mars geen evolutie van het leven zullen openbaren. Zowel het leven zelf als de ingewikkeld gevormde levende schepselen zijn het werk van de Schepper, zoals hij ons ook duidelijk in zijn Woord vertelt. Het is beslist dwaas geld te besteden aan een onderneming die als belangrijkste doel heeft de mythe van de evolutie te bewijzen. Men zou het geld dat nu wordt uitgegeven om te trachten de juistheid van een verkeerde wetenschappelijke theorie over het leven aan te tonen, beter besteden wanneer men het voor het leven dat zich reeds hier op aarde bevindt, zou gebruiken.

Wat sommigen voorstellen

Heel wat geleerden en veel andere mensen zien in dat het besteden van een fortuin aan bemande ruimtevluchten niet van praktisch inzicht getuigt. Hoewel zij er geen bezwaar tegen hebben dat de ruimte wordt onderzocht, zijn zij voorstanders van een zorgvuldig opgesteld programma van bescheiden afmetingen met onbemande ruimtevaartuigen.

Dr. J. Van Allen, de ontdekker van de stralingsgordels rond de aarde, stelde voor om twee derde van de beschikbare ruimtevaartgelden te besteden aan directe praktische toepassingen van wat men heeft geleerd. Zowel toepassingen op het gebied van de communicatie en de meteorologie als het maken van foto-opnamen tot nut van de visserij en de bosbouw zouden daarbij zijn inbegrepen. Hij wilde dan de rest van het geld besteden aan het onderzoek van het zonnestelsel.

Ook Dr. Gold stelde voor om alleen onbemande vaartuigen voor ruimteonderzoek te gebruiken, met inbegrip van op afstand te bedienen apparatuur. Deze zouden dan op andere planeten kunnen landen, vanaf de aarde bediend kunnen worden en informatie kunnen terugzenden, en dit alles tegen een fractie van de kosten van een bemande ruimtevlucht.

De praktische waarde van zulke apparatuur is reeds gedemonstreerd. Tegen het eind van 1970 zonden de Russen hun onbemande Loena-16 naar de maan, die daar bodemmonsters verzamelde en naar de aarde terugkeerde. De geschatte kosten waren maar een vijftigste van die van een bemande vlucht.

Twee maanden later bracht de onbemande Russische Loena-17 een met acht wielen uit gerust voertuig op de maan, Loenochod (maanzwerver) genoemd, dat automatisch vanaf de aarde werd bestuurd. Zo’n wagentje kan vele maanden rondzwerven over de bodem, televisiebeelden maken en andere wetenschappelijke gegevens verzamelen en deze naar de aarde terugzenden, waar ze door Russische geleerden gebruikt kunnen worden.

Of degenen die een wat evenwichtiger kijk op ruimtereizen hebben, in de toekomst de overhand zullen hebben, blijft te bezien. Eén ding is echter zeker: de geleerden zullen steeds meer geconfronteerd worden met de volgende bijbelse waarheid in verband met bemande ruimtereizen: „Wat de hemel betreft, aan Jehovah behoort de hemel toe, maar de aarde heeft hij aan de mensenzonen gegeven.” — Ps. 115:16.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen