Heeft de mens God nog wel nodig?
OP TWINTIG juli 1969 zagen tientallen miljoenen mensen op de televisie hoe twee mannen uit hun ruimtevaartuig op het oppervlak van de maan stapten. Het was een bekronende technologische prestatie.
Deze opmerkelijke reis van ongeveer 380.000 kilometer in de ruimte was beslist een demonstratie van ’s mensen intelligentie en vernuft. En sommigen zullen zelfs opmerken: ’Het werd tot stand gebracht zonder dat men God in enig opzicht nodig had.’ Maar was dit werkelijk zo? Hoe is de mens op de maan gekomen?
Kennis van wetten vereist
Bij deze reis waren jaren, ja, eeuwen van voorbereiding betrokken. Hoe dat zo? World Book Encyclopedia merkt hierover op:
„In het begin van de zeventiende eeuw ontwikkelde Johannes Kepler de wetten met betrekking tot de planetenbeweging, wetten die aangeven welke banen lichamen in de ruimte beschrijven. Heden ten dage worden deze wetten gebruikt om de banen van kunstmatige satellieten en de vluchten van ruimtevaartuigen te plannen.
In 1687 publiceerde Sir Isaac Newton zijn ’Bewegingswetten’, gebaseerd op het werk van Kepler. De wetten van Newton vormen, net als die van Kepler, een hoeksteen van alle plannen voor ruimtevluchten.”
Kepler en Newton hebben de bovengenoemde wetten niet gemaakt. Zij hebben ze eenvoudig ontdekt of, wat men ook zou kunnen zeggen, hebben een uitleg verschaft over hun werking. Maar waarom is men bij de ruimtevaart afhankelijk van deze wetten?
Dit is wegens het feit dat lichamen in de ruimte er strikt aan onderworpen zijn. Wanneer de mens dus begrip heeft van deze wetten, kan hij door wiskundige berekeningen uit te voeren, te weten komen waar een bepaald lichaam zich op een bepaald tijdstip in de ruimte zal bevinden. Dergelijke berekeningen worden mogelijk gemaakt door de ordelijke, onveranderlijke beweging van de hemellichamen.
De maan bijvoorbeeld beweegt zich met een snelheid van gemiddeld 3700 kilometer per uur voort, langs een altijd van tevoren te bepalen baan rond de aarde. Elke 29 dagen, 12 uur, 44 minuten en 2,8 seconden volbrengt ze één omloop om de aarde. Op overeenkomstige wijze snelt de aarde met ongeveer 107.000 kilometer per uur rond de zon. De aarde legt elke 365 dagen, 6 uur, 9 minuten en 9,54 seconden een baan rond de zon af.
Bij ruimtevluchten nu, richt men op aarde het ruimteschip op een punt in de ruimte dat zich op 265.000 kilometer afstand vóór de voortsnellende maan bevindt. Aan de hand van allerlei berekeningen weet men op aarde zeker dat de maan op een bepaalde, van tevoren vastgestelde tijd, op dat punt zal zijn. En als het ruimtevaartuig in de juiste richting en met de juiste kracht wordt aangedreven, zal het op dat tijdstip ook op die plaats zijn en een maanlanding kunnen maken.
De oorsprong van orde en wet
Wie of wat is verantwoordelijk voor de precieze beweging van de hemellichamen, waardoor ruimtevluchten mogelijk worden gemaakt? Hebt u hier ooit over nagedacht? John Glenn, de eerste Amerikaanse astronaut die rond de aarde cirkelde, werd ertoe bewogen uit te roepen:
„Het is de ordelijkheid van het gehele universum om ons heen . . . melkwegstelsels, miljoenen lichtjaren ver weg, alle voortreizend in onderling samenhangende banen.
Zou dit alles toevallig tot stand kunnen zijn gekomen? Was het een ongeluk, waardoor wat rommel plotseling uit eigen beweging deze banen begon te beschrijven? Ik kan dat niet geloven. . . . De een of andere Macht heeft dit alles in banen gebracht en zorgt ervoor dat het daar blijft.”
Ruimtevaartgeleerde Dr. Wernher von Braun was ook onder de indruk van „de aanwezigheid van een superieur denkvermogen dat aan het bestaan van het universum ten grondslag ligt”. Hij verklaarde:
„De bemande ruimtevlucht is een verbazingwekkende prestatie. Maar ze heeft tot dusver voor ons slechts een kleine deur geopend waardoorheen wij een blik kunnen werpen in de ontzagwekkende diepten van het heelal. Onze blik door dit kijkgaatje op de grote mysteries van het universum bevestigt alleen maar ons geloof in de schepper ervan.”
Ja, er is in de ruimte een reusachtig uitgestrekt samenstel van hemellichamen ontdekt die zich met grote wiskundige precisie bewegen. Een hoogleraar in de wiskunde aan de universiteit van Cambridge, P. Dirac, schreef in Scientific American: „Men zou de situatie misschien kunnen beschrijven met te zeggen dat God een meesterwiskundige is en dat Hij wiskunde van een zeer hoog niveau heeft gebruikt bij de bouw van het universum.”
Is het niet duidelijk dat de wetten die verantwoordelijk zijn voor een dergelijke ordelijke beweging van de aarde, maan en sterren hun oorsprong bij een Wetgever moeten hebben gehad? Zonder het bestaan van deze wetten zou ruimtevaart tot de onmogelijkheden behoren, daar het in de hemelruimte een chaos zou zijn! Is het derhalve niet duidelijk dat het zonder God — die deze wetten in het leven heeft geroepen en in stand houdt — voor de mens ook onmogelijk was geweest op de maan te landen?
Maar is de mens slechts van God afhankelijk als het gaat om het reizen in de ruimte?
Het verschaffen van voedsel
Nog niet zo lang geleden werd er in gloedvolle bewoordingen gesproken over de zogenoemde „Groene Revolutie”, die is teweeggebracht door het tot ontwikkeling brengen van nieuwe „wonder”-variëteiten van tarwe en rijst. Zo zeggen sommige autoriteiten dat er, dank zij het menselijk vernuft, in de toekomst voldoende voedsel zal zijn voor de toenemende wereldbevolking.
Maar moet men de mens de eer geven voor het verschaffen van deze nieuwe voedingsmiddelen? Is de groei van deze nieuwe gewassen in feite afhankelijk van zijn inspanningen en van zijn technologie?
In werkelijkheid werden de zogenoemde „wonder”-granen niet door de mens geschapen. Deze variëteiten, die een hogere opbrengst leveren, werden eenvoudig door middel van een selectieve kweek ontwikkeld uit bestaande tarwe- en rijstsoorten. De mens heeft weliswaar hard gewerkt om de zaden te planten en van water te voorzien, en zich daarna geweldig ingespannen om de oogst binnen te halen, maar heeft hij de planten laten groeien? Nee, de planten maakten zelf hun voedingsstoffen.
Planten doen dit door middel van een opmerkelijk proces dat bekend staat onder de naam fotosynthese. Verscheidene jaren geleden schreef F. W. Went, hoogleraar in de biologie, over dit proces:
„In termen van energie uitgedrukt, is niets ermee te vergelijken: Alle groene planten — over de hele wereld — groeien erdoor . . . En naar tonnen produktie gemeten, doet dit proces alle menselijke industrieën in het niet verzinken. Elk jaar leveren alle staalfabrieken over de hele wereld in totaal 315 miljoen ton staal, en alle cementfabrieken in totaal 294 miljoen ton cement. De groene planten over de hele wereld produceren echter per jaar 136 miljard ton suiker.”
Kunt u nu inzien waarom fotosynthese wel „het belangrijkste enkelvoudige chemische proces ter wereld” is genoemd? Al het leven op aarde is er op de een of andere wijze van afhankelijk! Maar wie of wat is verantwoordelijk voor de fotosynthese? Zou ze eenvoudig uit zichzelf kunnen zijn ontstaan?
Het is algemeen bekend wat groene planten bij het vervaardigen van voedingsstoffen gebruiken: koolzuur uit de lucht, water uit de grond en licht van de zon. Deze dringen door tot in het inwendige van de plantecellen, waar zich de opmerkelijke substantie chlorofyl bevindt. Nu is alles in gereedheid voor het verbazingwekkende proces van de fotosynthese. In Science News Letter werd het verloop van het proces als volgt verklaard:
„Hier brengen de ’godheden’ hun wonder tot stand. Het zonlicht verschaft de energie voor de grote scheikundige verandering, en het chlorofyl doet dienst als het ’schakelpaneel’ dat de reactie onder controle houdt. Onder invloed van deze twee reageren het water en het koolzuur met elkaar, waardoor de basis van alle voedsel ontstaat, een enkelvoudige suiker. Met gebruikmaking van deze suiker vervaardigen groene planten ook vetten, eiwitten, vitaminen en ingewikkelde koolhydraten.”
Waarom zegt het bovenvermelde blad dat de ’godheden’ deze opmerkelijke omzetting tot stand brengen? Omdat slechts een opperste intelligentie zulk een verbazingwekkend proces zou kunnen uitdenken en scheppen. Het is „een proces dat nog niemand in een reageerbuisje heeft kunnen nabootsen”, aldus professor Went.
Het ligt niet alleen buiten het vermogen van de mens de fotosynthese na te bootsen, hij begrijpt zelfs niet eens hoe ze werkt! Wetenschappelijk auteur J. Pfeiffer merkte eens op: „Onderzoekers verwijzen vaak naar de foto-synthese-reacties als naar ’de zwarte doos’ — daarmee aangevend dat zij op de hoogte zijn van wat er ingaat en wat er uitkomt, maar niet weten hoe alles binnenin precies in zijn werk gaat.”
Het is beslist ondenkbaar te geloven dat zulk een ingewikkeld proces, dat het bevattingsvermogen van de mens te boven gaat, bij toeval zou kunnen zijn ontstaan. Een machtige ’Godheid’ is inderdaad voor de totstandkoming van dit proces verantwoordelijk geweest! Is het niet duidelijk dat wij voor onze voedselvoorziening van hem afhankelijk zijn?
Een netwerk van onderling afhankelijke levensprocessen
Wist u dat de fotosynthese ons ook voorziet van levenonderhoudende zuurstof? Bij het afbreken van de watermoleculen — die bestaan uit één atoom waterstof en twee atomen zuurstof — gebruiken de plantecellen het waterstofatoom voor de bereiding van voedsel, en verwijderen de zuurstof als afval. Maar de mens ademt zuurstof in. Hij heeft dit element nodig om in leven te blijven.
Aan de andere kant, zijn de plantecellen weer afhankelijk van het proces in onze cellen waarbij energie wordt vrijgemaakt. Hoe dat zo? Wel, aangezien er bij dit energieleveringsproces, dat in het lichaam van zowel mens als dier plaatsvindt, als afvalprodukt koolzuur wordt afgescheiden. De groene planten hebben dit koolzuur nodig om de fotosynthese op gang te houden, de bron van alle aardse voedsel!
Terecht kan men dan ook zeggen dat het leven hier op aarde afhankelijk is van het verbazingwekkende koolzuur-zuurstof-uitwisselingsproces waaraan alle levende organismen deelnemen! Zou dit proces op de een of andere wijze verstoord worden, dan zou de mens op aarde uitsterven.
Het leven van de mens is echter ook afhankelijk van andere wonderbaarlijke processen die zich voortdurend rondom hem heen voltrekken. De nederige aardworm bijvoorbeeld zorgt voor vruchtbare grond. Men schat dat van een stuk land van één hectare per jaar ongeveer 22 ton aarde door de lichamen van aardwormen passeert; als resultaat hiervan ontstaat een vruchtbare bovengrond, die de planten nodig hebben om te groeien.
Ook zouden zonder de bloemen-bestuivende honingbijen „veel fruit- en groentesoorten uitsterven”, zo wordt in een encyclopedie verklaard. Overal waar men op aarde om zich heen ziet, bestaat een ingewikkeld netwerk van onderlinge relaties die prachtig op elkaar zijn afgestemd. Is het niet duidelijk dat wij voor leven van God afhankelijk zijn? — Hand. 14:16, 17.
De oorsprong van het leven
Toch zullen sommige mensen zich afvragen of wij God voor het brengen van leven werkelijk nodig hebben. Zij zullen misschien zeggen: „Ik heb met koppen in de krant zien staan: ’LEVEN GESCHAPEN IN REAGEERBUIS.’” Is het waar dat de mens leven heeft geschapen?
Nee, zeker niet. De mens heeft alleen maar enkele componenten vervaardigd van verbindingen waaruit de basiseenheid van levende organismen — de levende cel — is opgebouwd. Geleerden hebben in hun laboratoria slechts moleculen — zoals aminozuren — gemaakt die hoogstens bestaan uit enkele atomen. Maar in één enkele eiwitmolecule, die is samengesteld uit miljoenen atomen, kunnen wel enkele duizenden aminozuren voorkomen! En een levende cel bestaat wel uit honderden eiwitten, alsmede andere ingewikkelde stoffen!
De levende cel is inderdaad een wonder van ingewikkeldheid. J. A. V. Butler verklaarde in zijn recente boek The Life Process: „Zelfs de eenvoudigste volledige organismen die wij op het ogenblik kennen, zijn bijna ongelooflijk complex van bouw. Het is moeilijk zich er een beeld van te vormen hoe hun ontstaan zich misschien stap voor stap heeft voltrokken.” De Encyclopedia Americana van 1971 merkt op: „Geleerden zijn nog zeer ver af van het synthetiseren van leven in het laboratorium.”
Het is duidelijk dat een levende cel zo ingewikkeld is dat geleerden onmogelijk zover zullen kunnen komen dat zij er een zouden kunnen maken. En toch zijn de mens en andere meercellige levende schepselen veel ingewikkelder dan een ééncellig organisme.
Het ontstaan van een mens
Eén enkele bevruchte eicel bij een vrouw zal zich volgens een ordelijk plan tot een menselijke baby ontwikkelen. „Het is heel eenvoudig een wonder”, zo verklaarde het tijdschrift Newsweek van 25 oktober 1965, waaraan het nog toevoegde: „Met geen enkele techniek kan nauwkeurig het gewichtige moment van de bevruchting worden vastgesteld. Geen geleerde kan vertellen welke verwonderlijke krachten er dan aan het werk gaan om de organen en de ontelbare zenuwnetten van een menselijk embryo tot ontwikkeling te brengen.”
In de kleine, oorspronkelijke, bevruchte cel liggen alle instructies en inlichtingen opgeslagen die nodig zijn om een volwassen menselijk persoon te scheppen! Als deze instructies volledig in het Nederlands zouden worden uitgespeld, zou men er verscheidene encyclopedieën, bestaande uit twintig of meer delen, mee kunnen vullen! En toch bevat elke cel in de reeks van miljarden cellen die door het lichaam worden geproduceerd, alle instructies die zich ook in de eerste cel bevonden!
Op de een of andere manier echter worden in elke cel alle overbodige instructies achtergehouden, met uitzondering van de instructies die die bewuste cel voor zijn speciale ontwikkeling in een bepaalde richting, nodig heeft. Zo vormen sommige cellen zich tot spiercellen, andere tot zenuwcellen, weer andere tot beencellen, enzovoort. Vervolgens worden deze honderden verschillende soorten van cellen door de een of andere verbazende, richtende kracht georganiseerd tot ze een menselijke baby vormen, een wezen zo wonderschoon gebouwd dat het ons voorstellingsvermogen te boven gaat.
De ingewikkeldheid van het menselijk lichaam kan men zich misschien het beste voorstellen door te beschouwen hoe ingewikkeld van bouw zelfs lagere dieren reeds zijn. Computergeleerde Dr. W. S. McCullock zei bijvoorbeeld toen hij de wonderen van de mier aan een nadere beschouwing onderwierp: „In werkelijkheid zijn computers onhandige, domme dingen . . . Ze hebben niet eens de hersens van een achtergebleven mier.” Zo werd ook in Natural History opgemerkt: „Het zenuwstelsel van een enkele zeester, met al zijn verschillende zenuwknopen en vezels, is ingewikkelder dan de Londense telefooncentrale.”
Beklemtoont de verbazingwekkende ingewikkeldheid van lagere dieren als de zeester en de mier, niet de luister van het daaraan verre superieure, door God geschapen menselijke organisme?
Wij kunnen bijgevolg niet anders dan tot de conclusie komen dat wij nu voor het leven en de processen die het leven in standhouden, even afhankelijk zijn van God als de mens altijd al is geweest. Gods luisterrijke scheppingswerken dwingen beslist bewondering af wegens hun orde en volmaaktheid.
Bij de mens geschieden de dingen daarentegen zo wanordelijk en onvolmaakt! Nagenoeg overal vindt men lijden, droefheid en verdorvenheid. ’Waarom?’ zult u zich afvragen. ’Waarom doet God daar niets aan? Vormt zijn toelating van goddeloosheid een aanwijzing dat hij de mens vergeten is?’
[Illustratie op blz. 5]
De mens is bij de ruimtevaart afhankelijk van de wetten waaraan de bewegingen van de hemellichamen onderworpen zijn. Wie heeft deze wetten in het leven geroepen?
[Illustratie op blz. 6]
Onder invloed van licht van de zon worden koolzuur uit de lucht en water uit de grond op wonderbare wijze omgezet in voedsel voor de mens
[Illustratie op blz. 7]
Mensen en dieren ademen zuurstof in en geven koolzuur af; planten nemen koolzuur op en staan zuurstof af. De mens heeft die kringloop niet ontworpen
[Illustratie op blz. 8]
’Het ontstaan van een baby is heel eenvoudig een wonder. Geen geleerde kan zich een begrip vormen van de verwonderlijke krachten die erbij betrokken zijn’