Nadert de schuldenlast het gevaarpunt?
WAT gebeurt er wanneer iemand te veel geld leent en dat niet terug kan betalen? Hij gaat failliet, en zijn bezittingen worden door zijn schuldeisers in beslag genomen.
Wanneer een bedrijf zijn schulden niet meer kan betalen en failliet gaat, houdt het in de regel op te bestaan. De bezittingen ervan worden door de schuldeisers verkocht en de arbeiders komen zonder werk op straat te staan.
Iets soortgelijks kan ook met een heel land gebeuren. Tijdens de crisis van de jaren ’30 ging in veel landen de levensstandaard met sprongen naar beneden. Tientallen miljoenen raakten bij het voortschrijden van de werkloosheid in armoedige omstandigheden.
Zou dat opnieuw kunnen gebeuren? Heeft de schuldenlast het gevaarpunt bereikt?
Regeringsschuld
Misschien wel de gevaarlijkste soort van schuld, die het grootste aantal mensen in hun bestaan kan aantasten, is de schuld die op regeringsniveau kan ontstaan. Als een regering failliet gaat, zal een groot deel van de bevolking daar vervelende gevolgen van ondervinden.
Hoe staat het er wat dat betreft met de regeringen van de wereld voor? Kort gezegd: erg slecht. Ze verkeren diep in de schuld. En hun reeds bestaande schulden nemen snel in omvang toe.
Die schulden ontstaan op twee fronten: (1) in het buitenland en (2) in het binnenland.
Hoe raakt een regering in de schuld bij het buitenland? In veel gevallen op dezelfde manier als u in de schuld zou kunnen raken: door meer geld uit te geven dan te verdienen.
Frankrijk moet bijvoorbeeld het grootste deel van zijn olie invoeren. En aangezien olie een kostbaar produkt is, betaalt het een behoorlijke som geld aan de olie-exporterende landen. Bovendien koopt Frankrijk in diverse landen nog tal van andere produkten. De afgelopen tijd is dat echter zoveel geworden dat het nu meer in het buitenland koopt dan verkoopt. Er is een schuld ontstaan die Frankrijk alleen heeft kunnen betalen door van andere landen en diverse banken geld te lenen.
Tal van andere naties verkeren in dezelfde positie. Zij besteden in het buitenland meer geld dan ze verdienen en raken internationaal in de schuld. Een van de oorzaken daarvan is, net als in het geval van Frankrijk, de aankoop van olie. Ze produceren niet voldoende of helemaal geen olie en moeten dat van buitenaf invoeren, met het gevolg dat de weinige olielanden rijk worden en de meeste andere landen steeds dieper in de schuld geraken.
Natuurlijk is olie niet de enige boosdoener. En ook is het niet alleen de regering die in het buitenland schulden maakt. Er wordt door de regering en een grote verscheidenheid van bedrijven van alles ingevoerd: machines, voedsel, kant-en-klare industrieprodukten, wapens en een grote verscheidenheid van andere produkten. Wanneer daar onvoldoende uitvoer tegenover staat, geeft dit aanleiding tot het ontstaan van schulden.
Alarmerende schuld
Eind 1976 verscheen er in de New York Times een artikel met de volgende kop: „Het probleem van de enorme toename van de internationale schuld.” Daarin stond het volgende:
„Wat in deze tijd in de financiële wereld de meeste zorgen baart, is de enorme toename van de internationale schuld — die voor het merendeel bij commerciële privé-banken uitstaat. Het heeft geen zin het gevaar te verhelen dat bepaalde grote buitenlandse geldleners misschien niet meer aan hun verplichtingen zullen kunnen voldoen.”
Bovenaan de „lijst” van landen met buitenlandse schuld staat Engeland, waar regering en particulieren bij elkaar in het buitenland een schuld van ruim 112 miljard gulden hebben lopen — voor een land met beperkte natuurlijke rijkdommen een verbijsterend bedrag. Brazilië en Mexico hebben in het buitenland meer dan 50 miljard gulden schuld, Finland en Indonesië elk bijna 25 miljard, en de Sovjet-Unie met haar Oosteuropese satellietstaten bijna 100 miljard.
Frankrijk bezit thans een buitenlandse schuld van ongeveer 25 miljard, en die neemt nog steeds toe. De kop van een Parijse krant luidde: „Signaal op rood voor de Franse economie.” De krant wees op de werkloosheid van meer dan een miljoen mensen — driemaal zoveel als aan het begin van de jaren ’70 — op de inflatie die thans boven de 10 percent ligt, en op het recente tekort op de handelsbalans dat in één maand ongeveer 2,5 miljard gulden bedroeg, driemaal zoveel als een jaar geleden.
Italië heeft een nog grotere buitenlandse schuld: ongeveer 50 miljard bedraagt die nu. Het voormalige hoofd van de Italiaanse Bank verklaarde onlangs: „De Italiaanse tekorten zijn nu zo groot dat ze niet meer door de economie te dragen zijn.”
Arme landen in moeilijkheden
Bijna alle ontwikkelingslanden worstelen met een grote berg aan schulden — vooral die landen die olie moeten invoeren. Hun totaal aan buitenlandse schulden ligt thans rond de 430 miljard gulden en neemt snel in omvang toe. Ze hebben nu al tweemaal zoveel schulden als enkele jaren geleden.
Volgens het blad Business Week gaat de schuld van deze landen „hun normale vermogen om terug te betalen, verre en verre te boven”. Over hun lot berichtte het economische adviesbureau Baxter: „Zij hebben reeds het uiterste van hun vermogen bereikt, maar moeten dit jaar weer reusachtige bedragen lenen en alle jaren die hierna volgen weer. Waar moet al dat geld vandaan komen? Hun lot lijkt hopeloos.”
Hoe hopeloos kan uit het verdere commentaar van Baxter worden opgemaakt: „Het geld dat ze momenteel lenen, wordt niet gebruikt voor de zo broodnodige kapitaalverbeteringen, maar om hun lopende schulden af te betalen. De Euro-bankiers spelen dit spelletje verder en blijven leningen verstrekken. Maar op een goede dag loopt er iemand vast, en goed vast ook. Het is slechts een kwestie van tijd.”
Het geldstelsel vormt een over de gehele wereld nauw samenhangend systeem. Vandaar dat bepaalde economen vrezen dat wanneer enkele landen bankroet gaan, het hele stelsel ten ondergang is gedoemd.
Geen verbetering in het vooruitzicht
Aan het eind van 1976 deelde de aftredende Amerikaanse minister van financiën, W. E. Simon, meer dan honderd olie-invoerende landen mee dat zij in het jaar 1977 opnieuw met een groot tekort geconfronteerd zouden worden. Hij schatte dat er een tekort van 125 miljoen gulden zou ontstaan, boven de reeds bestaande tekorten.
Simon waarschuwde ook dat de situatie zich sinds 1973 — toen de prijs van de olie scherp steeg — had verslechterd, dat er toen nog wel landen met geldoverschotten waren die de hogergeprijsde olie konden bekostigen, maar dat die nu met een kaarsje te zoeken waren.
De New York Times vatte de wereldsituatie als volgt samen: „In de zakelijke en financiële centrums van Europa heerst langzamerhand een sombere stemming met betrekking tot de vooruitzichten van de wereldeconomie en het vermogen van deze om het hoofd te bieden aan de toenemende problemen van schuldbeheer, trage groei en toenemende werkloosheid. De grote aandacht die aan de moeilijkheden in Engeland en Italië zijn besteed, hebben de aandacht afgeleid van het feit dat minstens een derde van de industrielanden ter wereld in een of ander opzicht in ernstige financiële moeilijkheden verkeert. . . . De arme landen van de derde wereld die gebukt gaan onder een grote lading schulden, verkeren in een nog moeilijker parket.”
En bovenop die buitenlandse schulden stapelt zich de vaak nog grotere binnenlandse schuld van vele regeringen, die ontstaat wanneer de overheid in het eigen land meer besteedt dan ze ontvangt. In Nederland, dat dank zij zijn aardgasexport nog een van de weinige EG-landen is dat meer uitvoert dan invoert en daardoor een positieve betalingsbalans bezit, vertoont de begroting van de regering voor 1977 een tekort van 14,6 miljard.
Naarmate veel landen steeds dieper in de schulden raken, rijst de vraag: Wie zal ze redden? Een van de landen waarnaar vaak voor hulp wordt opgezien, is de Verenigde Staten. Maar in welke financiële situatie verkeert dat land?
[Grafiek op blz. 5]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Internationale schuld
Totale buitenlandse schuld van overheid en particulieren
in miljarden guldens
112,5
100
87,5
75
62,5
50
37,5
25
12,5
Joegoslavië
Spanje
Indonesië
Finland
Frankrijk
Italië
Mexico
Brazilië
Oost-Europaa
Engeland
[Voetnoten]
a Communistische landen van Oost-Europa