Leefde u al voordat u werd geboren?
VELE westerse schrijvers zijn bijzonder gefascineerd geweest door het denkbeeld dat een mens een vroeger bestaan heeft gehad. De Engelse romanschrijver Sir Henry Rider Haggard liet in zijn boeken vaak personen voorkomen die over de reïncarnatie filosofeerden. Nog maar enkele jaren geleden kwam in de VS een boek over hetzelfde onderwerp bovenaan de best-sellerslijst te staan. De titel was „The Search for Bridey Murphy”. De auteur verhaalt hoe een huisvrouw onder hypnose een beschrijving geeft van het leven dat zij, zoals zijzelf beweert, van 1798 tot 1864 als Bridey Murphy geleefd zou hebben. Degenen die hetgeen zij vertelde, aan een onderzoek onderwierpen, vonden zoveel tegenstrijdigheden, dat zij tot de conclusie kwamen dat zij fantaseerde.
In het westen van de VS hebben sommige personen dit denkbeeld tot een onderdeel van hun geloof gemaakt. De mormonen betogen bijvoorbeeld dat zij reeds voor hun geboorte hebben bestaan. Een van hun leiders, H. J. Grant, verklaarde dienaangaande: „De werken die wij in de sfeer die wij verlieten voordat wij hier kwamen, verrichtten, hebben een bepaalde invloed uitgeoefend op ons leven hier, en tot op zekere hoogte besturen en beheersen ze het leven dat wij hier leiden, zoals de werken die wij hier ten uitvoer brengen op hun beurt weer ons leven zullen gaan beheersen en besturen wanneer wij dit stadium van ons bestaan achter ons laten.”
In het Verre Oosten draait het geloof in een vóórbestaan rond het karma, hetgeen inhoudt dat het lot van de ziel in het huidige leven bepaald wordt door datgene wat men in zijn vorige existentie heeft gedaan. Naar men gelooft, zal alles wat iemand in dit leven doet, onverbiddelijk van invloed zijn op zijn positie in zijn volgende leven en dit geldt nog voor een ontelbaar aantal wedergeboorten. De hindoewetten van Manu verklaren: „Wanneer een man met zijn lichaam vele zondige daden heeft begaan, wordt hij bij zijn volgende geboorte iets onbezields, wanneer hij met zijn mond zonden heeft bedreven, wordt hij een vogel, en bij geestelijke zonden ontvangt hij een wedergeboorte in een lage kaste. . . . Een brahmaan die het goud van een brahmaan steelt, zal duizend keer door het lichaam van spinnen, slangen, hagedissen, waterdieren en van de vernietigende Pukhasas heengaan. . . . Wanneer een man graan steelt, wordt hij een rat; . . . voor het stelen van vruchten en wortels, een aap.”
De wet van het karma bezit geen voorzieningen voor barmhartigheid of vergiffenis. Ze biedt de wanhopige toekomst dat de transmigrerende ziel misschien wel een miljard wedergeboorten moet ondergaan. Dit vooruitzicht is dermate ontmoedigend, dat de Maitri Upanisad van het hindoeïsme verklaart: „Wat voor goeds is erin gelegen wanneer men bij deze soort van bestaanscyclus verlangens koestert, terwijl men herhaaldelijk ziet dat iemand die eraan toegeeft, tot de aarde terugkeert? Bevrijd mij toch. In deze bestaanscyclus ben ik als een kikvors in een waterloze put.”
De leer der zielsverhuizing biedt zulke ontmoedigende vooruitzichten, dat degenen die in het karma geloven, er vurig naar verlangen uit deze schijnbaar eindeloze cyclus van wedergeboorten, door hindoes „Het Wiel” genoemd, vandaan te komen en van de macht van het karma bevrijd te worden. Zij zien uit naar een toestand waarin geen ellende meer bestaat.
Datgene wat door de mensen die geloven dat zij onder de macht van het karma staan, wordt gezocht, is hetzelfde als wat men volgens de bijbel zonder wedergeboorten kan verkrijgen. Dit boek onthult dat de mens door een Schepper is voortgebracht die vergevensgezind en barmhartig is. In plaats dat hij de mens aan een meedogenloze, onpersoonlijke wet onderwerpt die bepaalt dat voor zonden met wedergeboorten geboet moet worden, heeft hij liefdevol in een middel voorzien waardoor de zonden van de mens worden vergeven en hij van ellende wordt bevrijd. Overeenkomstig zijn belofte zal hij allen die hem op de gewenste manier gehoorzamen en aanbidden, eindeloos leven in vreugde, vrede en zekerheid schenken.
Door het verzoenende slachtoffer van een volmaakte man heeft Jehovah in het middel voorzien waardoor mensen vergeving van zonden kunnen verkrijgen. De bijbel verklaart over deze Persoon: „Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam” (Hand. 10:43). Ongeacht iemands verleden, maakt dat slachtoffer, indien iemand berouw heeft, vergiffenis mogelijk. Jehovah heeft niet bepaald dat men een talrijk aantal wedergeboorten moet doorstaan om van zonden gereinigd te worden. „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.” — Jes. 1:18.
Het denkbeeld dat een ziel transmigreert of dat iemand reeds vóór zijn geboorte heeft bestaan, berust op het geloof dat de menselijke ziel onsterfelijk is en de dood van het lichaam overleeft. Meestal wordt de ziel als iets beschouwd dat het bewuste bestaan van een persoon afgescheiden van het lichaam voortzet. Hoewel dit geloof onder de religiën van deze wereld wijdverbreid is, waaronder ook vele die zich christelijk noemen, wordt dit niet door de Schepper van de mens bevestigd.
De bijbel verklaart heel duidelijk, dat wanneer een mens sterft, hij zich ook nergens meer van bewust is. „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn aarde, op die dag vergaan zijn gedachten” (Ps. 146:4, NW). Zijn geest of levenskracht kan niet als dat ontastbare worden beschouwd wat een persoon tot het individu maakt dat hij is, net zo min als er enig verband bestaat tussen de elektrische kracht die vele soorten van machines doet draaien en de specifieke verschillen van die machines onderling. Het feit dat zijn gedachten vergaan, wijst er op dat er een einde komt aan zijn bewuste bestaan. In plaats dat de bijbel de gedachte wekt dat de ziel onsterfelijk is, verklaart hij dat de ziel sterft. „De ziel, die zondigt, die zal sterven.” — Ezech. 18:4.
Daar er zich niets in de mens bevindt dat los van zijn lichaam zijn bewuste bestaan in stand kan houden, is het leven dat hij thans bezit het enige bestaan dat hij heeft ontvangen. Zijn hoop op de toekomst is gelegen in de voorziening die de liefdevolle Schepper van de mens heeft getroffen om de doden door een opstanding tot het leven terug te brengen. Zijn levenswijze beslist of God zich hem zal herinneren en hem uit de doden zal opwekken, of dat hij vergeten en in de onbewuste doodstoestand gelaten zal worden. Allen die door Jehovah worden goedgekeurd, zullen de gift van eeuwig leven ontvangen. „Want God heeft de wereld zozeer liefgehad, dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die in hem geloof oefent, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Joh. 3:16, NW.