13 En gij moet hem vertellen* dat ik zijn huis tot onbepaalde tijd oordeel+ om de dwaling waarvan hij heeft geweten,+ omdat* zijn zonen God* kwaad toewensen,+ en hij hen niet heeft bestraft.+
7 Wat GIJ verduurt, dient tot streng onderricht.+ God behandelt U als zonen.+ Want wat voor een zoon is hij die niet door een vader streng wordt onderricht?+